Artikel 39 (Beroep Hoge Raad ongeschiktheidsbesluit rechter)
1. Tegen een besluit op grond van artikel 38, eerste en tweede lid, kan een belanghebbende beroep instellen bij de Hoge Raad.
2. De Hoge Raad beoordeelt of de Kroon in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat sprake is van ongeschiktheid anders dan wegens ziekte, onderscheidenlijk een ernstig vermoeden voor het bestaan daarvan, alsmede of Onze Minister bij zijn voordracht in strijd met artikel 109 heeft gehandeld.
3. Op het beroep is hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht, met uitzondering van afdeling 8.1.1 en de artikelen 8:10, 8:11, 8:13 en 8:86, van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. Tegen een besluit op grond van artikel 38, eerste en tweede lid, kan een belanghebbende beroep instellen bij de Hoge Raad.
Dit betekent dat een belanghebbende een besluit, dat is genomen op grond van artikel 38, eerste en tweede lid, kan aanvechten door beroep in te stellen bij de Hoge Raad.
2. De Hoge Raad beoordeelt of de Kroon in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat sprake is van ongeschiktheid anders dan wegens ziekte, onderscheidenlijk een ernstig vermoeden voor het bestaan daarvan, alsmede of Onze Minister bij zijn voordracht in strijd met artikel 109 heeft gehandeld.
Dit lid bepaalt dat de Hoge Raad beoordeelt of de Kroon in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat er sprake is van ongeschiktheid anders dan wegens ziekte, of onderscheidenlijk een ernstig vermoeden daarvan bestaat. De Hoge Raad beoordeelt ook (alsmede) of Onze Minister bij zijn voordracht heeft gehandeld in strijd met artikel 109.
3. Op het beroep is hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht, met uitzondering van afdeling 8.1.1 en de artikelen 8:10, 8:11, 8:13 en 8:86, van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent dat op het beroep hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing is. Dit houdt in dat de regels van dat hoofdstuk gelden, behalve afdeling 8.1.1 en de artikelen 8:10, 8:11, 8:13 en 8:86.