Artikel 13b (Gronden niet-behandeling klachtverzoek procureur-generaal)
1. De procureur-generaal is niet verplicht aan het verzoek, bedoeld in artikel 13a, te voldoen, indien:
a. het verzoekschrift niet voldoet aan artikel 13a, tweede lid; b. de verzoeker overeenkomstig artikel 26 of 75 een klacht over de gedraging kan of had kunnen indienen; c. overeenkomstig artikel 26 of 75 een klacht over de gedraging is ingediend, deze klacht is behandeld en de verzoeker redelijkerwijs onvoldoende belang heeft bij een onderzoek als bedoeld in artikel 13a; d. reeds aanstonds blijkt dat het verzoekschrift onredelijk lange tijd na het ontstaan van de klacht is ingediend; e. een verzoekschrift van de verzoeker, dezelfde gedraging betreffende, in behandeling is of – behoudens indien een nieuw feit of een nieuwe omstandigheid, dezelfde gedraging betreffende, is bekend geworden en zulks tot een ander oordeel zou hebben kunnen leiden – is afgedaan; f. voor de verzoeker met betrekking tot de klacht een voorziening bij een rechterlijke instantie openstaat of heeft opengestaan en hij daarvan geen gebruik heeft gemaakt, dan wel ten aanzien van die klacht een uitspraak van een rechterlijke instantie is gedaan waartegen geen rechtsmiddel openstaat; g. door de procureur-generaal een vordering als bedoeld in artikel 46o juncto artikel 46d, tweede lid, 46f, 46l of 46m van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren is of zal worden ingesteld.
2. De procureur-generaal stelt de verzoeker, de rechterlijk ambtenaar op wiens gedraging het verzoekschrift betrekking heeft en het betrokken gerechtsbestuur onderscheidenlijk de president van de Hoge Raad in de gelegenheid hem mondeling of schriftelijk inlichtingen te verstrekken. Hij kan ook anderen daartoe in de gelegenheid stellen.
3. De procureur-generaal stelt de verzoeker, de rechterlijk ambtenaar op wiens gedraging het verzoekschrift betrekking heeft en het betrokken gerechtsbestuur onderscheidenlijk de president van de Hoge Raad op de hoogte van de uitkomst van het vooronderzoek. Zo nodig vermeldt de procureur-generaal daarbij of naar zijn oordeel met betrekking tot de klacht een voorziening bij een rechterlijke instantie openstaat.
4. Indien de procureur-generaal op grond van het eerste lid, onderdeel b, geen toepassing geeft aan het verzoek, zendt hij het verzoekschrift door aan het betrokken gerechtsbestuur onderscheidenlijk de Hoge Raad.
Uitleg in duidelijke taal
1. De procureur-generaal is niet verplicht aan het verzoek, bedoeld in artikel 13a, te voldoen, indien:
Dit betekent dat de procureur-generaal niet gehouden is om te voldoen aan het verzoek, zoals omschreven in artikel 13a, in de volgende gevallen:
a. het verzoekschrift niet voldoet aan artikel 13a, tweede lid;
Dit betekent indien het ingediende verzoekschrift niet voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het tweede lid van artikel 13a.
b. de verzoeker overeenkomstig artikel 26 of 75 een klacht over de gedraging kan of had kunnen indienen;
Dit betekent indien de persoon die het verzoek indient (de verzoeker) conform artikel 26 of artikel 75 een klacht over de desbetreffende gedraging kan indienen of had kunnen indienen.
c. overeenkomstig artikel 26 of 75 een klacht over de gedraging is ingediend, deze klacht is behandeld en de verzoeker redelijkerwijs onvoldoende belang heeft bij een onderzoek als bedoeld in artikel 13a;
Dit betekent indien er conform artikel 26 of artikel 75 al een klacht over de desbetreffende gedraging is ingediend, deze klacht in behandeling is genomen en de verzoeker redelijkerwijs gesproken niet genoeg belang heeft bij een onderzoek zoals bedoeld in artikel 13a.
d. reeds aanstonds blijkt dat het verzoekschrift onredelijk lange tijd na het ontstaan van de klacht is ingediend;
Dit betekent indien al direct duidelijk is dat het verzoekschrift is ingediend na een onredelijk lange periode sinds het ontstaan van de klacht.
e. een verzoekschrift van de verzoeker, dezelfde gedraging betreffende, in behandeling is of – behoudens indien een nieuw feit of een nieuwe omstandigheid, dezelfde gedraging betreffende, is bekend geworden en zulks tot een ander oordeel zou hebben kunnen leiden – is afgedaan;
Dit betekent indien een eerder verzoekschrift van dezelfde verzoeker over dezelfde gedraging nog in behandeling is, of reeds is afgehandeld, tenzij er een nieuw feit of een nieuwe omstandigheid met betrekking tot diezelfde gedraging bekend is geworden en dit nieuwe feit of deze nieuwe omstandigheid tot een andere beoordeling had kunnen leiden.
f. voor de verzoeker met betrekking tot de klacht een voorziening bij een rechterlijke instantie openstaat of heeft opengestaan en hij daarvan geen gebruik heeft gemaakt, dan wel ten aanzien van die klacht een uitspraak van een rechterlijke instantie is gedaan waartegen geen rechtsmiddel openstaat;
Dit betekent indien voor de verzoeker met betrekking tot de klacht een procedure bij een rechterlijke instantie mogelijk is of was, en de verzoeker hiervan geen gebruik heeft gemaakt, ofwel als er over die klacht een uitspraak is gedaan door een rechterlijke instantie waartegen geen beroep of ander rechtsmiddel meer mogelijk is.
g. door de procureur-generaal een vordering als bedoeld in artikel 46o juncto artikel 46d, tweede lid, 46f, 46l of 46m van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren is of zal worden ingesteld.
Dit betekent indien de procureur-generaal een vordering heeft ingesteld of van plan is in te stellen, zoals bedoeld in artikel 46o in samenhang met artikel 46d, tweede lid, artikel 46f, artikel 46l of artikel 46m van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
2. De procureur-generaal stelt de verzoeker, de rechterlijk ambtenaar op wiens gedraging het verzoekschrift betrekking heeft en het betrokken gerechtsbestuur onderscheidenlijk de president van de Hoge Raad in de gelegenheid hem mondeling of schriftelijk inlichtingen te verstrekken. Hij kan ook anderen daartoe in de gelegenheid stellen.
Dit betekent dat de procureur-generaal de verzoeker, de rechterlijk ambtenaar over wiens gedraging het verzoekschrift gaat, en het betrokken gerechtsbestuur of de president van de Hoge Raad (afhankelijk van wie in het specifieke geval betrokken is) de mogelijkheid biedt om hem mondelinge of schriftelijke informatie te geven. De procureur-generaal kan deze mogelijkheid ook aan andere personen bieden.
3. De procureur-generaal stelt de verzoeker, de rechterlijk ambtenaar op wiens gedraging het verzoekschrift betrekking heeft en het betrokken gerechtsbestuur onderscheidenlijk de president van de Hoge Raad op de hoogte van de uitkomst van het vooronderzoek. Zo nodig vermeldt de procureur-generaal daarbij of naar zijn oordeel met betrekking tot de klacht een voorziening bij een rechterlijke instantie openstaat.
Dit betekent dat de procureur-generaal de verzoeker, de rechterlijk ambtenaar over wiens gedraging het verzoekschrift gaat, en het betrokken gerechtsbestuur of de president van de Hoge Raad (afhankelijk van wie in het specifieke geval betrokken is) informeert over het resultaat van het vooronderzoek. Indien nodig, geeft de procureur-generaal daarbij aan of hij van mening is dat er voor de klacht een procedure bij een rechterlijke instantie openstaat.
4. Indien de procureur-generaal op grond van het eerste lid, onderdeel b, geen toepassing geeft aan het verzoek, zendt hij het verzoekschrift door aan het betrokken gerechtsbestuur onderscheidenlijk de Hoge Raad.
Dit betekent dat als de procureur-generaal besluit om geen gevolg te geven aan het verzoek op basis van de reden genoemd in het eerste lid, onderdeel b, hij het verzoekschrift doorstuurt naar het betrokken gerechtsbestuur of, indien het de Hoge Raad zelf betreft, naar de Hoge Raad.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2022:513 - Formeel dienstverband militaire rechter bij OM geen schending onpartijdigheid
Een louter formeel dienstverband van een militair rechter bij het Openbaar Ministerie (OM), zonder daadwerkelijke werkzaamheden of contact, is geen uitzonderlijke omstandigheid die de objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid wekt en schendt artikel 6 EVRM niet.
ECLI:NL:HR:2017:1188 - Raadsheer als partijdeskundige: een onbehoorlijke gedraging die vertrouwen schaadt
Een raadsheer die als partijdeskundige een ongemotiveerde opinie geeft over de slagingskans van een aanhangige procedure, schendt niet art. 12 RO maar handelt wel onbehoorlijk (art. 13f RO). Het lenen van rechterlijk gezag voor private belangen schaadt het vertrouwen in de rechtspraak.