Artikel 120 (Verwijzingsbepalingen en klachtenregeling PG Hoge Raad)
1. De artikelen 12, 13 en 74 zijn op de in artikel 113 genoemde rechterlijke ambtenaren van overeenkomstige toepassing.
2. Voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 111, tweede lid, is artikel 83 van overeenkomstige toepassing op de procureur-generaal bij de Hoge Raad.
3. De procureur-generaal bij de Hoge Raad stelt, gehoord de overige leden van het parket bij de Hoge Raad, een regeling vast voor de behandeling van klachten. Artikel 26, vierde tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4. De artikelen 13a tot en met 13g zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de in artikel 111 bedoelde rechterlijke ambtenaren, met dien verstande dat:
a. de in de artikelen 13a tot en met 13g aan de procureur-generaal toegekende bevoegdheden en verplichtingen worden uitgeoefend door de plaatsvervangend procureur-generaal, indien een gedraging van de procureur-generaal in het geding is; b. voor de overeenkomstige toepasselijkheid van artikel 13b, eerste lid, onderdelen b en c, onder «artikel 26 of 75» wordt verstaan: artikel 120, derde lid,; en c. een afschrift van de beschikking, bedoeld in artikel 13f, derde lid, wordt gezonden aan de verzoeker, aan de bij het parket bij de Hoge Raad werkzame rechterlijk ambtenaar op wiens gedraging het onderzoek betrekking had, en aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad.
Uitleg in duidelijke taal
1. De artikelen 12, 13 en 74 zijn op de in artikel 113 genoemde rechterlijke ambtenaren van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent letterlijk dat de bepalingen van de artikelen 12, 13 en 74 op een vergelijkbare wijze gelden voor de rechterlijke ambtenaren die in artikel 113 worden genoemd.
2. Voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 111, tweede lid, is artikel 83 van overeenkomstige toepassing op de procureur-generaal bij de Hoge Raad.
Dit houdt in dat voor het uitvoeren van de taken die zijn omschreven in het tweede lid van artikel 111, de bepalingen van artikel 83 op een vergelijkbare wijze gelden voor de procureur-generaal bij de Hoge Raad.
3. De procureur-generaal bij de Hoge Raad stelt, gehoord de overige leden van het parket bij de Hoge Raad, een regeling vast voor de behandeling van klachten. Artikel 26, vierde tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent dat de procureur-generaal bij de Hoge Raad, na overleg met de andere leden van het parket bij de Hoge Raad, regels moet opstellen voor hoe klachten worden behandeld. Hierbij zijn de bepalingen van het vierde tot en met het zesde lid van artikel 26 op een vergelijkbare wijze van toepassing.
4. De artikelen 13a tot en met 13g zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de in artikel 111 bedoelde rechterlijke ambtenaren, met dien verstande dat:
Dit houdt in dat de bepalingen van de artikelen 13a tot en met 13g op een vergelijkbare wijze gelden voor de rechterlijke ambtenaren die in artikel 111 worden genoemd, met de volgende specifieke uitzonderingen of aanvullingen:
a. de in de artikelen 13a tot en met 13g aan de procureur-generaal toegekende bevoegdheden en verplichtingen worden uitgeoefend door de plaatsvervangend procureur-generaal, indien een gedraging van de procureur-generaal in het geding is;
Dit betekent letterlijk dat indien een handeling of nalaten van de procureur-generaal zelf onderwerp van onderzoek is, de bevoegdheden en verplichtingen die in de artikelen 13a tot en met 13g aan de procureur-generaal zijn gegeven, zullen worden uitgevoerd door de plaatsvervangend procureur-generaal.
b. voor de overeenkomstige toepasselijkheid van artikel 13b, eerste lid, onderdelen b en c, onder «artikel 26 of 75» wordt verstaan: artikel 120, derde lid,; en
Dit betekent letterlijk dat wanneer artikel 13b, eerste lid, onderdelen b en c, op vergelijkbare wijze wordt toegepast, de verwijzing naar «artikel 26 of 75» gelezen moet worden als een verwijzing naar artikel 120, derde lid, van de huidige wet.
c. een afschrift van de beschikking, bedoeld in artikel 13f, derde lid, wordt gezonden aan de verzoeker, aan de bij het parket bij de Hoge Raad werkzame rechterlijk ambtenaar op wiens gedraging het onderzoek betrekking had, en aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad.
Dit betekent letterlijk dat een kopie van de beslissing, zoals bedoeld in artikel 13f, derde lid, gestuurd wordt aan de persoon die het verzoek of de klacht heeft ingediend (de verzoeker), aan de rechterlijk ambtenaar werkzaam bij het parket bij de Hoge Raad wiens gedraging onderwerp van het onderzoek was, en aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad.