Artikel 107 (Schorsing ontslag leden Raad Rechtspraak)
1. In geval van ongeschiktheid anders dan wegens ziekte kan Onze Minister een of meer leden van de Raad voordragen voor ontslag als lid van de Raad. In geval van een ernstig vermoeden voor het bestaan van ongeschiktheid anders dan wegens ziekte, kan Onze Minister een of meer leden van de Raad voordragen voor schorsing als lid van de Raad.
2. De schorsing of het ontslag geschiedt bij koninklijk besluit.
3. Indien alle leden van de Raad zijn geschorst of ontslagen, kan Onze Minister bij de Raad een of meer tijdelijke bewindvoerders aanstellen. Artikel 84, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing. Bij de aanstelling wordt een termijn bepaald voor de bewindvoering.
Uitleg in duidelijke taal
1. In geval van ongeschiktheid anders dan wegens ziekte kan Onze Minister een of meer leden van de Raad voordragen voor ontslag als lid van de Raad. In geval van een ernstig vermoeden voor het bestaan van ongeschiktheid anders dan wegens ziekte, kan Onze Minister een of meer leden van de Raad voordragen voor schorsing als lid van de Raad.
Dit betekent letterlijk: Als een lid van de Raad voor de Rechtspraak ongeschikt is voor zijn functie, en deze ongeschiktheid niet door ziekte komt, kan Onze Minister (de betreffende minister) dit lid of deze leden voordragen om ontslagen te worden als lid van de Raad. Als er een ernstig vermoeden bestaat dat een lid ongeschikt is, en dit niet door ziekte komt, kan Onze Minister dit lid of deze leden voordragen om geschorst te worden als lid van de Raad.
2. De schorsing of het ontslag geschiedt bij koninklijk besluit.
Dit betekent letterlijk dat de formele beslissing tot schorsing of ontslag wordt genomen via een koninklijk besluit.
3. Indien alle leden van de Raad zijn geschorst of ontslagen, kan Onze Minister bij de Raad een of meer tijdelijke bewindvoerders aanstellen. Artikel 84, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing. Bij de aanstelling wordt een termijn bepaald voor de bewindvoering.
Dit betekent letterlijk: Mocht het zo zijn dat alle leden van de Raad geschorst of ontslagen zijn, dan heeft Onze Minister de bevoegdheid om een of meer tijdelijke bewindvoerders aan te stellen voor de Raad. De bepalingen uit artikel 84, zesde lid, zijn hierbij op een vergelijkbare manier geldig (van overeenkomstige toepassing). Wanneer deze tijdelijke bewindvoerders worden aangesteld, wordt er ook een specifieke periode vastgesteld waarbinnen deze bewindvoering zal plaatsvinden.