Terug naar bibliotheek
Wet op het kindgebonden budgetArtikel 3. Wijziging bedragen en percentages

Artikel 3. Wijziging bedragen en percentages

Laatste versie

1 De bedragen, genoemd in de artikelen 1, vierde lid, 2, tweede, vierde tot en met zesde en achtste lid, en 3, zesde en zevende lid, worden met ingang van 1 januari van elk kalenderjaar gewijzigd overeenkomstig de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001. De gewijzigde bedragen worden door of namens Onze Minister medegedeeld in de Staatscourant.

2 Indien er aanleiding is om de bedragen, bedoeld in het eerste lid, te verhogen op een andere wijze dan op grond van het eerste lid, worden de bedragen vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur.

3 De overeenkomstig het eerste en tweede lid aangepaste bedragen treden in de plaats van de bedragen, genoemd in de artikelen 1, vierde lid, en 2, tweede, vierde tot en met zesde, en achtste lid.

4 Indien een verhoging als bedoeld in het tweede lid wordt toegepast, vindt deze verhoging plaats nadat het eerste lid toepassing heeft gevonden.

5 Met ingang van de hieronder genoemde data komen de percentages, genoemd in artikel 2, zevende en achtste lid, te luiden:

a. met ingang van 1 januari 2026 7,60%;

b. met ingang van 1 januari 2027 8,05%;

c. met ingang van 1 januari 2028 8,50%.

6 Met ingang van de hieronder genoemde data worden de bedragen, bedoeld in artikel 2, tweede en zesde lid, telkens als volgt verlaagd:

a. met ingang van 1 januari 2026 met € 69;

b. met ingang van 1 januari 2028 met € 19.

7 Met ingang van de hieronder genoemde data worden de bedragen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, telkens als volgt verhoogd, waarbij de gewijzigde bedragen in de plaats treden van die bedragen en die gewijzigde bedragen door of namens Onze Minister worden medegedeeld in de Staatscourant:

a. met ingang van 1 januari 2026 met € 66;

b. met ingang van 1 januari 2027 met € 64;

c. met ingang van 1 januari 2028 met € 66.

8 De verlagingen, bedoeld in het zesde en zevende lid, vinden plaats nadat het eerste lid toepassing heeft gevonden.

9 De bedragen, gewijzigd overeenkomstig het zesde tot en met achtste lid, treden in de plaats van de bedragen, bedoeld in artikel 2, tweede en zesde lid. Die gewijzigde bedragen worden door of namens Onze Minister medegedeeld in de Staatscourant.

10 De verlaging, bedoeld in het zesde lid, en de verhoging, bedoeld in het zevende lid, vinden plaats nadat het eerste lid toepassing heeft gevonden.

11 Het eerste lid vindt met ingang van 1 januari 2025 eenmalig geen toepassing voor de bedragen, bedoeld in artikel 2, tweede en zesde lid, en artikel 3, zesde en zevende lid.