Artikel 3
1 Als buitenlandse belastingplichtigen zijn aan de belasting onderworpen de niet in Nederland gevestigde:
a. naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen waarvan de rechtsvorm vergelijkbaar is met die van een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b, c, e, f of g;
b. lichamen met een niet-vergelijkbare rechtsvorm als bedoeld in het tweede lid;
c. maar op Aruba, Curaçao of Sint Maarten gevestigde lichamen die een onderneming drijven met behulp van een vaste inrichting op de BES eilanden of een vaste vertegenwoordiger op de BES eilanden;
die Nederlands inkomen genieten.
2 Onder lichamen met een niet-vergelijkbare rechtsvorm worden verstaan naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen, waarvan de rechtsvorm niet vergelijkbaar is met die van een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b, c, e, f of g, noch met die van een maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap of transparant fonds als bedoeld in artikel 2.14bis, zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en waarvan de bezittingen en schulden alsmede de opbrengsten en kosten volgens de fiscale regelgeving van een staat die dat lichaam als inwoner behandelt worden toegerekend aan dat lichaam.
3 De volgende lichamen, bedoeld in het eerste lid, zijn slechts aan de belasting onderworpen voor zover zij een onderneming drijven:
a. naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen die vergelijkbaar zijn met een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon;
b. naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen die vergelijkbaar zijn met een vereniging, stichting of kerkgenootschap alsmede zijn zelfstandige onderdelen en lichamen waarin het is verenigd;
c. lichamen die worden aangemerkt als een afgezonderd particulier vermogen als bedoeld in artikel 2.14a van de Wet inkomstenbelasting 2001;
met dien verstande dat alle ondernemingen die worden gedreven door een lichaam als bedoeld in de onderdelen a of b voor de toepassing van deze wet worden geacht tezamen één onderneming te vormen, alsmede dat artikel 2, tiende lid, van overeenkomstige toepassing is ten aanzien van onderdeel b.
4 Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger verstaan:
a. voor zover in de relatie tot de andere staat een verdrag van toepassing is dat, of een regeling is getroffen die, voorziet in een regeling voor de heffing over bestanddelen van de winst: het begrip vaste inrichting zoals dat geldt voor de toepassing van die regeling;
b. voor zover in de relatie tot de andere staat niet een verdrag als bedoeld in onderdeel a van toepassing is en geen regeling als bedoeld in dat onderdeel is getroffen: een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend, met dien verstande dat de plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of installatiewerkzaamheden slechts dan een vaste inrichting is indien de duur ervan twaalf maanden overschrijdt.
5 In afwijking in zoverre van het vierde lid, onderdeel b, wordt niet als een vaste inrichting beschouwd:
a. het gebruikmaken van inrichtingen, uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering van aan de belastingplichtige toebehorende goederen of koopwaar;
b. het aanhouden van een voorraad van aan de belastingplichtige toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering;
c. het aanhouden van een voorraad van aan de belastingplichtige toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor bewerking of verwerking door een ander;
d. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
e. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming enige andere werkzaamheid uit te oefenen;
f. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend voor een combinatie van de in de onderdelen a tot en met e genoemde werkzaamheden;
mits de werkzaamheid, of, voor de toepassing van onderdeel f, het totaal van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting, van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft.
6 Het vijfde lid is niet van toepassing indien een belastingplichtige een vaste bedrijfsinrichting in een andere staat gebruikt of aanhoudt en die belastingplichtige of een gelieerd lichaam of gelieerde natuurlijk persoon op die of een andere plaats in die staat werkzaamheden uitoefent, en:
a. die plaats een vaste inrichting vormt voor die belastingplichtige of dat gelieerde lichaam of die gelieerde natuurlijk persoon; of
b. het totaal van de werkzaamheden, bedoeld in de aanhef, niet van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft;
mits de werkzaamheden, bedoeld in de aanhef, aanvullende taken zijn die deel uitmaken van een samenhangende bedrijfsvoering.
7 Indien:
a. een belastingplichtige in een andere staat werkzaamheden uitoefent op een plaats van uitvoering van een bouwwerk of op een plaats van constructie- of installatiewerkzaamheden en die werkzaamheden worden uitgeoefend gedurende een of meer tijdvakken die in totaal langer duren dan 30 dagen, maar twaalf maanden niet overschrijden; en
b. op die plaats van uitvoering van een bouwwerk of op die plaats van constructie- of installatiewerkzaamheden gedurende meerdere tijdvakken, waarvan ieder tijdvak langer duurt dan 30 dagen, met dat bouwwerk of die constructie- of installatiewerkzaamheden verband houdende werkzaamheden worden uitgeoefend door een of meer gelieerde lichamen of natuurlijk personen;
worden bij de vaststelling van de periode van twaalf maanden, bedoeld in het vierde lid, onderdeel b, die tijdvakken gevoegd bij de totale periode waarin die belastingplichtige werkzaamheden heeft uitgeoefend op die plaats van uitvoering van een bouwwerk of op die plaats van constructie- of installatiewerkzaamheden.
8 Indien een lichaam of een natuurlijk persoon, niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger als bedoeld in het negende lid, voor een belastingplichtige optreedt in een andere staat en daarbij gewoonlijk overeenkomsten afsluit of gewoonlijk de voornaamste rol speelt bij het afsluiten van overeenkomsten die stelselmatig zonder materiële wijziging door die belastingplichtige worden afgesloten:
a. en die overeenkomsten worden afgesloten:
1°. in naam van die belastingplichtige;
2°. voor de eigendomsoverdracht of voor het verlenen van het gebruiksrecht van goederen die aan die belastingplichtige toebehoren of ter zake waarvan die belastingplichtige het gebruiksrecht heeft; of
3°. voor het verstrekken van diensten door die belastingplichtige; en
b. de werkzaamheden van het lichaam of de natuurlijk persoon niet beperkt blijven tot werkzaamheden als bedoeld in het vijfde en zesde lid die, indien zij zouden worden uitgeoefend met behulp van een vaste bedrijfsinrichting, die vaste bedrijfsinrichting op grond van de bepalingen van die leden niet tot een vaste inrichting zouden maken;
heeft die belastingplichtige voor de toepassing van het vierde lid, onderdeel b, in die staat een vaste inrichting ter zake van alle werkzaamheden die dat lichaam, onderscheidenlijk die natuurlijk persoon, voor die belastingplichtige verricht.
9 Voor de toepassing van het vierde lid, onderdeel b, heeft een belastingplichtige geen vaste inrichting indien voor hem een lichaam of een natuurlijk persoon in een andere staat optreedt en dat lichaam, onderscheidenlijk die natuurlijk persoon, in die staat een bedrijf uitoefent als een onafhankelijke vertegenwoordiger en voor die belastingplichtige handelt in de normale uitoefening van dat bedrijf. Indien dat lichaam, onderscheidenlijk die natuurlijk persoon, evenwel uitsluitend of nagenoeg uitsluitend optreedt voor de belastingplichtige of een of meer gelieerde lichamen of natuurlijk personen, wordt dat lichaam, onderscheidenlijk die natuurlijk persoon, niet aangemerkt als een onafhankelijke vertegenwoordiger.
10 Voor de toepassing van dit artikel wordt als gelieerd lichaam of gelieerde natuurlijk persoon aangemerkt:
a. een lichaam waarin de belastingplichtige een belang heeft;
b. een lichaam dat of een natuurlijk persoon die een belang heeft in de belastingplichtige.
11 Indien een natuurlijk persoon of een lichaam een belang heeft in de belastingplichtige en in een of meer andere lichamen, wordt voor de toepassing van dit artikel ieder van die lichamen aangemerkt als een gelieerd lichaam.
12 Onder een belang als bedoeld in het tiende en elfde lid wordt verstaan een belang dat:
a. meer dan 50% bedraagt van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal van het lichaam en meer dan 50% vertegenwoordigt van de statutaire stemrechten in het lichaam; of
b. recht geeft op meer dan 50% van de winst van het lichaam.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2020:115 - Hoge Raad: Kwalificatie Fonds voor Gemene Rekening en Doelvermogen Verduidelijkt
De Hoge Raad oordeelt dat een 'fonds voor gemene rekening' meerdere deelgerechtigden vereist en dat de beoordeling materieel moet plaatsvinden. Een fonds dat deelgerechtigdheden uitgeeft, kan geen 'doelvermogen' zijn. Dit is cruciaal voor de teruggaaf van dividendbelasting aan buitenlandse fondsen.
ECLI:NL:HR:2020:2097 - Teruggave dividendbelasting buitenlandse doelvermogens en geldigheid aandeelhouderseisen
Een buitenlands beleggingsfonds dat kwalificeert als 'doelvermogen' heeft recht op teruggave van dividendbelasting. De aandeelhouderseisen voor fiscale beleggingsinstellingen, die collectiviteit waarborgen, vormen geen ongerechtvaardigde belemmering van het vrije kapitaalverkeer en zijn dus toegestaan onder EU-recht.
ECLI:NL:HR:2024:862 - Duits Sondervermögen is geen buitenlandse belastingplichtige voor Nederlandse vennootschapsbelasting
Een Duits Immobilien-Sondervermögen kwalificeert niet als buitenlandse belastingplichtige in Nederland. Het is geen 'doelvermogen' omdat deelgerechtigden aanspraak hebben op het vermogen, en het is geen 'andere vennootschap' omdat de wetgever buitenlandse beleggingsfondsen hiervan bewust heeft uitgesloten.
ECLI:NL:HR:2021:582 - Vrije verhandelbaarheid participaties als eis voor teruggaaf dividendbelasting buitenlands fonds
Een buitenlands beleggingsfonds waarvan de participaties uitsluitend aan het fonds zelf kunnen worden verkocht, voldoet niet aan de eis van vrije verhandelbaarheid. Het is daardoor niet vergelijkbaar met een Nederlandse fiscale beleggingsinstelling (fbi) en heeft geen recht op teruggaaf van dividendbelasting.
ECLI:NL:HR:1997:AA3257
ECLI:NL:HR:2022:51 - Vpb-vrijstelling: €75.000 winstgrens geldt onverkort voor nieuwe lichamen
De Hoge Raad oordeelt dat de vrijstelling voor vennootschapsbelasting met een winstgrens van €75.000 over vijf jaar (de 'tweede winstgrens') onverkort geldt voor lichamen die korter dan vijf jaar bestaan. Er vindt geen pro-rata berekening plaats; de totale winst sinds oprichting wordt getoetst aan de volledige €75.000.