Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk III. Voorwerp van de belasting bij buitenlandse belastingplichtigen
Artikel 17

Artikel 17

Laatste versie

1 Ten aanzien van buitenlandse belastingplichtigen wordt de belasting geheven naar het belastbare Nederlandse bedrag; artikel 7, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

2 Het belastbare Nederlandse bedrag is het in een jaar genoten Nederlandse inkomen verminderd met de op de voet van Hoofdstuk IV te verrekenen verliezen uit Nederlands inkomen; artikel 7, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

3 Het Nederlandse inkomen is het gezamenlijke bedrag van:

a. de belastbare winst uit een in Nederland gedreven onderneming, zijnde het bedrag van de gezamenlijke voordelen die worden verkregen uit een onderneming die, of een gedeelte van een onderneming dat wordt gedreven met behulp van een vaste inrichting in Nederland of van een vaste vertegenwoordiger in Nederland (Nederlandse onderneming);

b. het belastbare inkomen uit een aanmerkelijk belang in de zin van hoofdstuk 4 van de Wet inkomstenbelasting 2001 in een in Nederland gevestigde vennootschap, niet zijnde een vrijgestelde beleggingsinstelling, indien de belastingplichtige het aanmerkelijk belang houdt met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de heffing van inkomstenbelasting bij een ander te ontgaan en er sprake is van een kunstmatige constructie of transactie of reeks van constructies of samenstel van transacties waarbij:

1°. een constructie of transactie uit verscheidene stappen of onderdelen kan bestaan;

2°. een constructie of transactie of reeks van constructies of samenstel van transacties als kunstmatig wordt beschouwd voor zover zij, onderscheidenlijk het, niet is opgezet op grond van geldige zakelijke redenen die de economische realiteit weerspiegelen;

c. de belastbare winst van een op Aruba, Curaçao of Sint Maarten gevestigd lichaam voor zover die wordt behaald uit een op de BES eilanden gedreven onderneming met behulp van een vaste inrichting of een vaste vertegenwoordiger op de BES eilanden en die vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger op basis van artikel 5.2 van de Belastingwet BES voor de toepassing van de opbrengstbelasting als bedoeld in hoofdstuk V van de Belastingwet BES niet op de BES eilanden maar in Nederland zou zijn gevestigd indien de vaste inrichting een lichaam zou zijn geweest of de activiteiten van de vaste vertegenwoordiger in een lichaam zouden zijn ondergebracht.

4 Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel b, is afdeling 4.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van overeenkomstige toepassing.

5 Indien aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden wordt voldaan, wordt voor de toepassing van het derde lid, onderdeel b, tenzij de inspecteur het tegendeel aannemelijk maakt, de belastingplichtige geacht het aanmerkelijk belang niet te houden met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de heffing van inkomstenbelasting bij een ander te ontgaan en wordt geacht sprake te zijn van geldige zakelijke redenen die de economische realiteit weerspiegelen. Indien niet aan de voorwaarden, bedoeld in de eerste zin, wordt voldaan, dient de belastingplichtige aannemelijk te maken dat:

a. het aanmerkelijk belang niet wordt gehouden met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de heffing van belasting bij een ander te ontgaan; of

b. sprake is van geldige zakelijke redenen die de economische realiteit weerspiegelen.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad20x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:21 - Hoge Raad: Substance-arme Luxemburgse houdster is misbruik van EU-recht

ECLI:NL:HR:2020:2110 januari 2020Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak

Het houden van een belang in een Nederlandse vennootschap via een substance-arme Luxemburgse houdster met als doel Nederlandse belasting te ontgaan, is een 'volstrekt kunstmatige constructie'. De fiscus moet misbruik aannemelijk maken, waarna de belastingplichtige tegenbewijs mag leveren over reële economische redenen.

BelastingrechtVennootschapsbelasting, Dividendbelasting, Procesrecht Belastingen
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1988:ZC3804

ECLI:NL:HR:1988:ZC380420 april 1988Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BV1420

ECLI:NL:HR:2012:BV142028 september 2012Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2024:706 - Emissiekosten voor ORA's en aandelen zijn niet aftrekbaar voor vaste inrichting

ECLI:NL:HR:2024:70617 mei 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Emissiekosten voor ORA's (converteerbare obligaties) en aandelen kwalificeren als orgaankosten. Deze kosten zijn inherent aan de rechtsvorm van de vennootschap en worden daarom niet toegerekend aan de winst van een Nederlandse vaste inrichting, ook niet op grond van het belastingverdrag.

BelastingrechtVennootschapsbelasting, Procesrecht Belastingen
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2020:1989

ECLI:NL:HR:2020:198911 december 2020Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:1997:AA3257

ECLI:NL:HR:1997:AA325720 augustus 1997Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
BelastingrechtVennootschapsbelasting, Procesrecht Belastingen
Internationaal PubliekrechtVolkenrecht