Artikel 79 (Vernietigingsgronden Hoge Raad en gewoonterecht)
1. De Hoge Raad vernietigt handelingen, arresten, vonnissen en beschikkingen:
a. wegens verzuim van vormen voorzover de niet-inachtneming daarvan uitdrukkelijk met nietigheid is bedreigd of zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vorm; b. wegens schending van het recht met uitzondering van het recht van vreemde staten.
2. Feiten waaruit het gelden of niet gelden van een regel van gewoonterecht wordt afgeleid, worden voorzover zij bewijs behoeven, alleen op grond van de bestreden beslissing als vaststaande aangenomen.
Uitleg in duidelijke taal
1. De Hoge Raad vernietigt handelingen, arresten, vonnissen en beschikkingen:
Dit lid stelt dat de Hoge Raad de bevoegdheid heeft om specifieke juridische acties en uitspraken, zoals handelingen, arresten, vonnissen en beschikkingen, ongeldig te verklaren (te vernietigen) op basis van de hierna genoemde gronden.
a. wegens verzuim van vormen voorzover de niet-inachtneming daarvan uitdrukkelijk met nietigheid is bedreigd of zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vorm;
Dit betekent dat vernietiging plaatsvindt als er procedurele fouten (verzuim van vormen) zijn gemaakt. Dit geldt specifiek als de wet expliciet stelt dat het niet naleven van die vorm tot nietigheid leidt, of als de nietigheid logischerwijs volgt uit de aard van de genegeerde procedurele regel.
b. wegens schending van het recht met uitzondering van het recht van vreemde staten.
Dit houdt in dat vernietiging ook mogelijk is als het recht is geschonden. Een belangrijke uitzondering hierop is dat schending van het recht van buitenlandse staten geen grond voor vernietiging door de Hoge Raad is.
2. Feiten waaruit het gelden of niet gelden van een regel van gewoonterecht wordt afgeleid, worden voorzover zij bewijs behoeven, alleen op grond van de bestreden beslissing als vaststaande aangenomen.
Dit lid bepaalt dat feiten die relevant zijn voor de vaststelling of een regel van gewoonterecht van toepassing is, en die bewijs vereisen, uitsluitend als vaststaand worden beschouwd op basis van wat in de aangevochten (bestreden) rechterlijke beslissing daarover is vastgesteld.