Artikel 33
1 Bij constatering van het feit dat voor een motorrijtuig ten onrechte geen aanvullende aangifte is gedaan, kan de te weinig geheven belasting worden nageheven.
2 De na te heffen belasting wordt berekend over een tijdsduur van vier aaneensluitende tijdvakken van drie maanden met als laatste tijdvak dat waarin het in het eerste lid bedoelde feit wordt geconstateerd.
3 Indien blijkt dat:
a. het motorrijtuig over een gedeelte van de tijdsduur van de vier tijdvakken niet op naam heeft gestaan van degene die het motorrijtuig houdt;
b. voor het motorrijtuig over een gedeelte van de tijdsduur van de vier tijdvakken een schorsing als bedoeld in artikel 19 van toepassing is geweest; of
c. de verandering aan het motorrijtuig over een gedeelte van de tijdsduur van de vier tijdvakken niet was aangebracht, wordt over dat gedeelte de belasting niet nageheven.
4 Voor de toepassing van dit artikel wordt een maand gesteld op dertig dagen.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2013:973
ECLI:NL:HR:2023:1337 - Verplaatste stoel in laadruimte: bestelauto wordt personenauto voor motorrijtuigenbelasting
Een bestelauto waarvan de laadruimte niet meer in haar geheel is voorzien van een vlakke laadvloer door het plaatsen van een stoel, wordt fiscaal aangemerkt als personenauto. De ondergeschiktheid van personenvervoer aan goederenvervoer is hierbij niet relevant.