Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 2. Natura 2000-gebieden
§ 2.3. Beoordeling van plannen en projecten
Artikel 2.8

Artikel 2.8

Laatste versie

1. Voor een plan als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, of een project als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, maakt het bestuursorgaan, onderscheidenlijk de aanvrager van de vergunning, een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied.

2. In afwijking van het eerste lid hoeft geen passende beoordeling te worden gemaakt, ingeval het plan of het project een herhaling of voortzetting is van een ander plan, onderscheidenlijk project, of deel uitmaakt van een ander plan, voor zover voor dat andere plan of project een passende beoordeling is gemaakt en een nieuwe passende beoordeling redelijkerwijs geen nieuwe gegevens en inzichten kan opleveren over de significante gevolgen van dat plan of project.

3. Het bestuursorgaan stelt het plan uitsluitend vast, en gedeputeerde staten verlenen voor het project, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend een vergunning, indien uit de passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten.

4. In afwijking van het derde lid kan, ondanks het feit dat uit de passende beoordeling de vereiste zekerheid niet is verkregen, het plan worden vastgesteld, onderscheidenlijk de vergunning worden verleend, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

a. er zijn geen alternatieve oplossingen; b. het plan, onderscheidenlijk het project, bedoeld in het eerste lid, is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en c. de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft.

5. Ingeval het plan, onderscheidenlijk het project, bedoeld in het eerste lid, significante gevolgen kan hebben voor een prioritair type natuurlijke habitat of een prioritaire soort in een Natura 2000-gebied, geldt, in afwijking van het vierde lid, onderdeel b, de voorwaarde dat het plan, onderscheidenlijk het project nodig is vanwege:

a. argumenten die verband houden met de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid of met voor het milieu wezenlijk gunstige effecten, of b. andere dwingende redenen van openbaar belang, na advies van de Europese Commissie.

6. Een advies van de Europese Commissie als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel b, wordt door Onze Minister gevraagd. Het bestuursorgaan, onderscheidenlijk gedeputeerde staten doen daartoe een verzoek aan Onze Minister.

7. Compenserende maatregelen als bedoeld in het vierde lid, onderdeel c, maken onderdeel uit van het plan. De verplichting om compenserende maatregelen te treffen maakt onderdeel uit van de vergunning voor het project, bedoeld in het eerste lid, tenzij die verplichting volgt uit het programma, bedoeld in artikel 1.13a, tweede lid. Het bestuursorgaan dat het plan vaststelt meldt, onderscheidenlijk gedeputeerde staten melden de compenserende maatregelen aan Onze Minister, die de Europese Commissie van de maatregelen op de hoogte stelt.

8. Ingeval een compenserende maatregel voorziet in de ontwikkeling of verbetering van leefgebieden voor vogels, natuurlijke habitats of habitats voor soorten buiten een Natura 2000-gebied, draagt Onze Minister ervoor zorg dat deze leefgebieden of habitats een Natura 2000-gebied, of een onderdeel van een Natura 2000-gebied worden.

Details

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd

8 uitspraken gevonden
Rechtbank Noord-Nederland

ECLI:NL:RBNNE:2025:2979 - Rechtbank Noord-Nederland - 18 juli 2025

ECLI:NL:RBNNE:2025:297918 juli 2025Dit wetsartikel wordt 9 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtOmgevingsrecht, Bestuursprocesrecht
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht, Mensenrechten
Raad van State1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2025:3427 - Raad van State - 23 juli 2025

ECLI:NL:RVS:2025:342723 juli 2025Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtOmgevingsrecht, Bestuursprocesrecht
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:4461 - Voorlopige voorziening spieringvisserij: belangenafweging in Natura 2000-zaak - 19 september 2025

ECLI:NL:RVS:2025:446119 september 2025Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak

In een voorlopige voorziening schorst de Raad van State natuurvergunningen voor spieringvisserij in de Waddenzee. Omdat de complexiteit van de passende beoordeling een inschatting in de bodemprocedure verhindert, prevaleert het natuurbelang op basis van het voorzorgsbeginsel boven de onvoldoende onderbouwde economische belangen van de vissers.

BestuursrechtOmgevingsrecht, Bestuursprocesrecht
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2025:5836 - Rechtbank Overijssel - 3 oktober 2025

ECLI:NL:RBOVE:2025:58363 oktober 2025Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:3388 - Raad van State - 23 juli 2025

ECLI:NL:RVS:2025:338823 juli 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtOmgevingsrecht, Bestuursprocesrecht
Raad van State4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2025:3076 - Raad van State - 9 juli 2025

ECLI:NL:RVS:2025:30769 juli 2025Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtOmgevingsrecht, Bestuursprocesrecht
Raad van State1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2025:2969 - Raad van State - 2 juli 2025

ECLI:NL:RVS:2025:29692 juli 2025Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtOmgevingsrecht, Bestuursprocesrecht
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:4555 - Onzekerheid Rav-emissiefactor belemmert vergelijking bij intern salderen van stalsystemen - 24 september 2025

ECLI:NL:RVS:2025:455524 september 2025Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Afdeling oordeelt dat intern salderen niet mogelijk is als de emissies in de referentie- en de aangevraagde situatie niet met de vereiste zekerheid vergeleken kunnen worden. Dit is het geval bij stalsystemen A1.13 en A1.28, omdat de onzekerheid over hun Rav-emissiefactoren niet gelijk gesteld kan worden.

BestuursrechtOmgevingsrecht, Bestuursprocesrecht