Terug naar bibliotheek
Titel II. Van de straffen en maatregelen
Artikel 6

Artikel 6 (Straffen economische delicten)

Laatste versie

1. Hij, die een economisch delict begaat, wordt gestraft:

1°. in geval van misdrijf, voor zover het betreft een economisch delict, bedoeld in artikel 1, onder 1°, of in artikel 1a, onder 1°, met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, taakstraf of geldboete van de vijfde categorie; 2°. in geval van een ander misdrijf met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, taakstraf of geldboete van de vierde categorie; 3°. indien hij van het plegen van het misdrijf als bedoeld onder 2° een gewoonte heeft gemaakt, met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren, taakstraf of geldboete van de vijfde categorie; 4°. in geval van overtreding, voor zover het betreft een economisch delict bedoeld in artikel 1, onder 1°, of in artikel 1a, onder 1°, met hechtenis van ten hoogste een jaar, taakstraf of geldboete van de vierde categorie; 5°. in geval van een andere overtreding, met hechtenis van ten hoogste zes maanden, taakstraf of geldboete van de vierde categorie.

Indien de waarde der goederen, waarmede of met betrekking tot welke het economisch delict is begaan, of die geheel of gedeeltelijk door middel van het economisch delict zijn verkregen, hoger is dan het vierde gedeelte van het maximum der geldboete welke in de gevallen onder 1° tot en met 5° kan worden opgelegd, kan, onverminderd het bepaalde in artikel 23, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht, een geldboete worden opgelegd van de naast hogere categorie.

2. Bovendien kunnen de bijkomende straffen, vermeld in artikel 7, en de maatregelen, vermeld in artikel 8, worden opgelegd, onverminderd de oplegging, in de daarvoor in aanmerking komende gevallen, van de maatregelen, elders in wettelijke bepalingen voorzien.

3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt hij, die een voorschrift, gesteld krachtens artikel 15, tweede lid, van de Distributiewet, of gesteld bij of krachtens de artikelen 10.2, 10.3, 10.6 tot en met 10.10a, 10.10c tot en met 10.10h, 10.13 tot en met 10.15, 10.16, eerste en tweede lid, 10.17, 10.18, 10.19, eerste en tweede lid, 10.19a, 10.20, 10.21, eerste lid, 10.21a, 10.24, 10.25, 10.27, eerste en tweede lid van de Omgevingswet, overtreedt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt hij die een voorschrift overtreedt, gesteld bij of krachtens de artikelen 2 en 3, eerste lid, van de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens, artikel 3, eerste lid, van de Wet precursoren voor explosieven, dan wel de artikelen 2, eerste en derde lid, 3 en 4 van de Uitvoeringswet verdrag biologische wapens, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien het feit opzettelijk is begaan met een terroristisch oogmerk als bedoeld in artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht, dan wel met het oogmerk om een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 83 van dat wetboek voor te bereiden of gemakkelijk te maken.

Uitleg in duidelijke taal

1. Hij, die een economisch delict begaat, wordt gestraft:

Dit betekent dat de persoon die een economisch delict pleegt, hiervoor gestraft zal worden op de volgende wijzen:

1°. in geval van misdrijf, voor zover het betreft een economisch delict, bedoeld in artikel 1, onder 1°, of in artikel 1a, onder 1°, met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, taakstraf of geldboete van de vijfde categorie;

Dit houdt in: indien het een misdrijf betreft, en specifiek een economisch delict zoals omschreven in artikel 1, onder 1°, of in artikel 1a, onder 1°, dan wordt de dader gestraft met een gevangenisstraf van maximaal zes jaar, een taakstraf of een geldboete van de vijfde categorie.

2°. in geval van een ander misdrijf met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, taakstraf of geldboete van de vierde categorie;

Dit houdt in: indien het een ander misdrijf betreft dan genoemd onder 1°, dan wordt de dader gestraft met een gevangenisstraf van maximaal twee jaar, een taakstraf of een geldboete van de vierde categorie.

3°. indien hij van het plegen van het misdrijf als bedoeld onder 2° een gewoonte heeft gemaakt, met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren, taakstraf of geldboete van de vijfde categorie;

Dit houdt in: indien de dader er een gewoonte van heeft gemaakt om het misdrijf zoals bedoeld onder 2° te plegen, dan wordt hij gestraft met een gevangenisstraf van maximaal vier jaar, een taakstraf of een geldboete van de vijfde categorie.

4°. in geval van overtreding, voor zover het betreft een economisch delict bedoeld in artikel 1, onder 1°, of in artikel 1a, onder 1°, met hechtenis van ten hoogste een jaar, taakstraf of geldboete van de vierde categorie;

Dit houdt in: indien het een overtreding betreft, en specifiek een economisch delict zoals omschreven in artikel 1, onder 1°, of in artikel 1a, onder 1°, dan wordt de dader gestraft met hechtenis van maximaal een jaar, een taakstraf of een geldboete van de vierde categorie.

5°. in geval van een andere overtreding, met hechtenis van ten hoogste zes maanden, taakstraf of geldboete van de vierde categorie.

Dit houdt in: indien het een andere overtreding betreft dan genoemd onder 4°, dan wordt de dader gestraft met hechtenis van maximaal zes maanden, een taakstraf of een geldboete van de vierde categorie.

Indien de waarde der goederen, waarmede of met betrekking tot welke het economisch delict is begaan, of die geheel of gedeeltelijk door middel van het economisch delict zijn verkregen, hoger is dan het vierde gedeelte van het maximum der geldboete welke in de gevallen onder 1° tot en met 5° kan worden opgelegd, kan, onverminderd het bepaalde in artikel 23, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht, een geldboete worden opgelegd van de naast hogere categorie.

Deze bepaling stelt dat als de waarde van de goederen waarmee of met betrekking tot welke het economisch delict is gepleegd, of die geheel of gedeeltelijk door middel van dat delict zijn verkregen, meer bedraagt dan een kwart van de maximale geldboete die volgens de punten 1° tot en met 5° kan worden opgelegd, er een geldboete van de eerstvolgende hogere categorie kan worden opgelegd. Dit geldt onverminderd wat in artikel 23, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht is bepaald.

2. Bovendien kunnen de bijkomende straffen, vermeld in artikel 7, en de maatregelen, vermeld in artikel 8, worden opgelegd, onverminderd de oplegging, in de daarvoor in aanmerking komende gevallen, van de maatregelen, elders in wettelijke bepalingen voorzien.

Dit betekent dat naast de eerder genoemde hoofdstraffen ook de bijkomende straffen die in artikel 7 zijn genoemd, en de maatregelen die in artikel 8 zijn vermeld, kunnen worden opgelegd. Dit laat de mogelijkheid onverlet om, in gevallen waar dat passend is, ook maatregelen op te leggen die in andere wettelijke bepalingen zijn voorzien.

3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt hij, die een voorschrift, gesteld krachtens artikel 15, tweede lid, van de Distributiewet, of gesteld bij of krachtens de artikelen 10.2, 10.3, 10.6 tot en met 10.10a, 10.10c tot en met 10.10h, 10.13 tot en met 10.15, 10.16, eerste en tweede lid, 10.17, 10.18, 10.19, eerste en tweede lid, 10.19a, 10.20, 10.21, eerste lid, 10.21a, 10.24, 10.25, 10.27, eerste en tweede lid van de Omgevingswet, overtreedt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Dit lid stelt dat, afwijkend van wat in het eerste en tweede lid is bepaald, degene die een voorschrift overtreedt dat is vastgesteld op basis van artikel 15, tweede lid, van de Distributiewet, of dat is vastgesteld bij of krachtens de genoemde artikelen van de Omgevingswet, gestraft wordt met hechtenis van maximaal twee maanden of een geldboete van de eerste categorie.

4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt hij die een voorschrift overtreedt, gesteld bij of krachtens de artikelen 2 en 3, eerste lid, van de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens, artikel 3, eerste lid, van de Wet precursoren voor explosieven, dan wel de artikelen 2, eerste en derde lid, 3 en 4 van de Uitvoeringswet verdrag biologische wapens, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien het feit opzettelijk is begaan met een terroristisch oogmerk als bedoeld in artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht, dan wel met het oogmerk om een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 83 van dat wetboek voor te bereiden of gemakkelijk te maken.

Dit lid bepaalt dat, in afwijking van het eerste lid, degene die een voorschrift overtreedt dat is gesteld bij of krachtens de genoemde artikelen van de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens, de Wet precursoren voor explosieven, of de Uitvoeringswet verdrag biologische wapens, gestraft wordt met een gevangenisstraf van maximaal acht jaar of een geldboete van de vijfde categorie. Dit geldt indien het feit opzettelijk is begaan met een terroristisch oogmerk zoals gedefinieerd in artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht, of met de bedoeling om een terroristisch misdrijf zoals bedoeld in artikel 83 van dat wetboek voor te bereiden of te vergemakkelijken.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad41x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1954:3

ECLI:NL:HR:1954:323 februari 1954Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtFinancieel Economisch Strafrecht, Materieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad16x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:1841 - Hoge Raad vraagt EU-Hof: is een drugscrimineel ook een meldplichtige marktdeelnemer?

ECLI:NL:HR:2021:184114 december 2021Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad schorst de zaak en stelt prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de EU. De kernvraag is of iemand die strafbaar handelt met drugsprecursoren (Opiumwet) ook als "marktdeelnemer" onder een EU-meldplicht valt, en wat de gevolgen zijn voor het nemo-teneturbeginsel.

Internationaal PubliekrechtEuropees Recht, Mensenrechten
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht, Europees Strafrecht
Hoge Raad14x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:1701 - Illegale Betaaldienstverlener: Onderscheid tussen 'Bedrijfsmatig' Uitoefenen en 'Gewoonte' Maken

ECLI:NL:HR:2021:170123 november 2021Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

Voor het 'uitoefenen van een bedrijf' van betaaldienstverlener is vereist dat diensten niet slechts incidenteel zijn. De strafverzwarende 'gewoonte' is een apart te bewijzen bestanddeel, beoordeeld op basis van het aantal gedragingen, de duur en frequentie, en staat los van de bedrijfsmatigheid.

StrafrechtFinancieel Economisch Strafrecht, Materieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Civiel RechtFinancieel Recht
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:AZ5699

ECLI:NL:HR:2007:AZ569924 april 2007Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtFinancieel Economisch Strafrecht, Strafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:2336 - Liberiaanse amnestieregeling versus internationale plicht tot vervolging van oorlogsmisdrijven

ECLI:NL:HR:2018:233618 december 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een in Liberia verleende amnestieregeling staat de vervolging in Nederland wegens medeplichtigheid aan oorlogsmisdrijven niet in de weg. De Hoge Raad oordeelt dat de internationale verplichting om zeer ernstige misdrijven te vervolgen zwaarder weegt, zeker wanneer de amnestie niet in het kader van een vredesproces tot stand kwam.

StrafrechtInternationaal Strafrecht, Materieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten, Volkenrecht
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:723

ECLI:NL:HR:2021:72311 mei 2021Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2004:AR1797 - Werkgeversverantwoordelijkheid voor naleving van Europese rusttijdenregels

ECLI:NL:HR:2004:AR17972 november 2004Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Rusttijden Arrest

De kern van dit arrest is de vraag of een nationale wet een werkgever een strafrechtelijk gesanctioneerde plicht kan opleggen om de arbeid zo te organiseren dat wordt voldaan aan een rechtstreeks toepasselijke Europese verordening inzake rusttijden.

Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BJ3301

ECLI:NL:HR:2009:BJ33016 oktober 2009Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtFinancieel Economisch Strafrecht, Strafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:235

ECLI:NL:HR:2017:23514 februari 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:1391 - Opzet bij medeplichtigheid en voortdurend delict bij illegale effectenbemiddeling

ECLI:NL:HR:2016:13915 juli 2016Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad vernietigt de veroordeling voor medeplichtigheid aan illegale effectenbemiddeling. Het opzet van de medeplichtige moet ook gericht zijn op het gronddelict. De kwalificatie als voortdurend delict, relevant voor de verjaring, was onvoldoende feitelijk gemotiveerd door het Hof.

StrafrechtFinancieel Economisch Strafrecht, Strafprocesrecht
Civiel RechtFinancieel Recht