Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 2. Voorwaarden voor de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens
Paragraaf 1. De verwerking van persoonsgegevens in het algemeen
Artikel 8

Artikel 8

Laatste versie

Persoonsgegevens mogen slechts worden verwerkt indien:

  1. de betrokkene voor de verwerking zijn ondubbelzinnige toestemming heeft verleend;
  2. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is, of voor het nemen van precontractuele maatregelen naar aanleiding van een verzoek van de betrokkene en die noodzakelijk zijn voor het sluiten van een overeenkomst;
  3. de gegevensverwerking noodzakelijk is om een wettelijke verplichting na te komen waaraan de verantwoordelijke onderworpen is;
  4. de gegevensverwerking noodzakelijk is ter vrijwaring van een vitaal belang van de betrokkene;
  5. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak door het desbetreffende bestuursorgaan dan wel het bestuursorgaan waaraan de gegevens worden verstrekt, of
  6. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt, tenzij het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, prevaleert.

Details

[Regeling vervallen per 25-05-2018]

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad112x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BQ8097 - BKR-registratie en de Wet bescherming persoonsgegevens: altijd een belangenafweging vereist - 8 september 2011

ECLI:NL:HR:2011:BQ80978 september 2011Dit wetsartikel wordt 21 keer genoemd in deze uitspraak

De verwerking van persoonsgegevens, zoals een BKR-registratie, vereist op basis van de Wbp altijd een belangenafweging. Zelfs bij een wettelijke verplichting of toestemming moeten de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit worden toegepast, waarbij de inbreuk op privacy in verhouding moet staan tot het doel.

Civiel RechtInformatierecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten, Europees Recht
Hoge Raad86x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BH4720 - Hoge Raad - 28 mei 2009

ECLI:NL:HR:2009:BH472028 mei 2009Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Informatierecht, Financieel Recht
Hoge Raad46x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2005:AU4019 - Hoge Raad - 24 november 2005

ECLI:NL:HR:2005:AU401924 november 2005Dit wetsartikel wordt 11 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtInformatierecht, Verbintenissenrecht
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht, Mensenrechten
Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BY0215 - Vrijwillige verstrekking bewakingsbeelden zonder vordering is rechtmatig - 26 november 2012

ECLI:NL:HR:2012:BY021526 november 2012Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat een vordering ex art. 126nd Sv niet vereist is voor het gebruik van bewakingsbeelden als bewijs, wanneer deze beelden eigener beweging en vrijwillig aan de politie zijn verstrekt, zonder dat de politie hierom heeft gevraagd.

StrafrechtStrafprocesrecht
Civiel RechtInformatierecht
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2010:BK6331 - Vorderen van foto's: een foto is een gevoelig gegeven - 22 maart 2010

ECLI:NL:HR:2010:BK633122 maart 2010Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat een foto een persoonsgegeven is waaruit ras kan worden afgeleid. Daarom is een foto een 'gevoelig gegeven' in de zin van art. 126nf Sv. Het vorderen van foto's vereist dus een machtiging van de rechter-commissaris, ongeacht het doel van de vordering.

StrafrechtStrafprocesrecht
Civiel RechtInformatierecht
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:1866 - Belastingdienst schond geheimhoudingsplicht bij verstrekken inkomensgegevens aan verhuurders - 15 december 2022

ECLI:NL:HR:2022:186615 december 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat de Belastingdienst onrechtmatig handelde door vóór 1 april 2016 inkomensverklaringen aan verhuurders te verstrekken. Er was geen expliciete wettelijke verplichting die de fiscale geheimhoudingsplicht doorbrak. De burgerlijke rechter is bevoegd omdat het om feitelijk handelen ging.

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Informatierecht, Verbintenissenrecht, Huurrecht
BelastingrechtProcesrecht Belastingen