Artikel 20d
1. Indien het gerechtshof het beroepschrift ontvankelijk acht, bevestigt het gerechtshof de beslissing van de kantonrechter, hetzij met overneming, hetzij met verbetering van de gronden, of doet het, met gehele of gedeeltelijke vernietiging van de bestreden beslissing van de kantonrechter, hetgeen de kantonrechter zou behoren te doen.
2. Indien de beslissing van de kantonrechter moet worden vernietigd op de in artikel 14, tweede lid, genoemde grond wijst het gerechtshof de zaak terug naar de rechtbank, tenzij door betrokkene de behandeling van het beroep door het gerechtshof zelf is verlangd. In geval van terugwijzing doet de kantonrechter recht met inachtneming van het arrest van het gerechtshof.
3. Het arrest van het gerechtshof is met redenen omkleed. Het wordt op een openbare zitting uitgesproken. Indien de zaak ter zitting is behandeld wordt het arrest aangetekend in het proces-verbaal van die zitting en wordt het uiterlijk veertien dagen na de sluiting van het onderzoek ter zitting uitgesproken. Indien de zaak niet ter zitting is behandeld wordt het arrest op een door de voorzitter te bepalen dag uiterlijk zes weken nadat de laatste van de in artikel 19 bedoelde termijnen is verstreken uitgesproken.
4. De artikelen 13a en 13b zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de laatste volzin van artikel 13b, eerste lid.
5. Een afschrift van het arrest wordt toegezonden aan partijen.
Details
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen]
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2020:1055 - Ontbreken verkeersbesluit geen excuus voor negeren parkeerverbod
De Hoge Raad oordeelt dat een weggebruiker een verkeersbord moet gehoorzamen, zelfs als het onderliggende verkeersbesluit ongeldig is. Het ontbreken van een geldig besluit is geen omstandigheid die het opleggen van een sanctie op grond van de Wahv onbillijk maakt.
ECLI:NL:HR:2020:563
ECLI:NL:HR:2024:1012 - Geen proceskostenvergoeding bij wetswijziging in Wahv-zaken
Een verlaging van een verkeersboete door een wetswijziging die na het opleggen van de sanctie plaatsvindt, is geen 'aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid'. Daarom bestaat er geen recht op vergoeding van proceskosten voor de administratieve beroepsfase.