Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 3. Verblijf
Afdeling 4. De verblijfsvergunning asiel
Paragraaf 4. De beschikking op de aanvraag
Artikel 42

Artikel 42

Laatste versie

1. Op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, dan wel een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33, wordt binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking gegeven.

2. De inwilliging van de aanvraag is mede afgestemd op het beleid dat Onze Minister na overleg met Onze Minister van Buitenlandse Zaken dienaangaande voert.

3. Indien de aanvraag wordt afgewezen, wordt in de beschikking ingegaan op de zienswijze van de vreemdeling. In de beschikking wordt tevens ingegaan op de zienswijze van de vreemdeling op het voornemen om niet ambtshalve een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14, te verlenen, dan wel op het voornemen om de uitzetting of overdracht niet op grond van artikel 64 achterwege te laten indien hem van dat voornemen mededeling is gedaan.

4. De termijn, bedoeld in het eerste lid, kan met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien:

a. complexe feitelijke of juridische kwesties aan de orde zijn; b. een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden; of c. de vertraging van de behandeling van de aanvraag aan de vreemdeling is toe te schrijven.

5. Bij wijze van uitzondering kunnen, in naar behoren gerechtvaardigde gevallen, de in het eerste en vierde lid genoemde termijnen met ten hoogste drie maanden worden verlengd indien dit noodzakelijk is met het oog op een behoorlijke en volledige behandeling van de aanvraag.

6. Indien in het kader van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 wordt onderzocht of de aanvraag op grond van artikel 30 niet in behandeling dient te worden genomen, vangt de termijn, bedoeld in het eerste lid, aan op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek.

7. Onze Minister stelt de vreemdeling in kennis van de verlenging van de termijn en geeft, indien de vreemdeling daarom verzoekt, informatie over de reden van de verlenging en een indicatie van het tijdsbestek waarbinnen de beschikking, bedoeld in het eerste lid, te verwachten valt.

Gerelateerde rechtspraak

Rechtbank Den Haag191x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:5735 - Rechtbank Den Haag - 18 april 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:573518 april 2024Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag188x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:5737 - Rechtbank Den Haag - 18 april 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:573718 april 2024Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag173x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:5087 - Rechtbank Den Haag - 10 april 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:508710 april 2024Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag57x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2023:19148 - Rechtbank Den Haag - 5 december 2023

ECLI:NL:RBDHA:2023:191485 december 2023Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag28x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2023:19612 - Rechtbank Den Haag - 11 december 2023

ECLI:NL:RBDHA:2023:1961211 december 2023Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag21x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:620 - Rechtbank Den Haag - 23 januari 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:62023 januari 2024Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2023:20277 - Rechtbank Den Haag - 18 december 2023

ECLI:NL:RBDHA:2023:2027718 december 2023Dit wetsartikel wordt 13 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag11x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:617 - Rechtbank Den Haag - 23 januari 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:61723 januari 2024Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag22x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:13861 - Rechtbank Den Haag - 20 augustus 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1386120 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:3193 - Rechtbank Den Haag - 10 maart 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:319310 maart 2024Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak