Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 1a. Nationale visa
Afdeling 2. Machtiging tot voorlopig verblijf
Paragraaf 3. Vereiste gegevens; beslistermijn
Artikel 2u

Artikel 2u

Laatste versie

1. Onze Minister beslist binnen 90 dagen na ontvangst van een aanvraag om verlening of wijziging van een machtiging tot voorlopig verblijf. Onze Minister kan deze termijn verlengen met ten hoogste drie maanden.

2. In afwijking van het eerste lid maakt Onze Minister de beslissing op een aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf onder een beperking verband houdend met verblijf als houder van de Europese blauwe kaart of overplaatsing binnen een onderneming bekend binnen 90 dagen en kan die termijn niet worden verlengd.

3. In afwijking van het eerste lid maakt Onze Minister de beslissing op een aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf onder een beperking verband houdend met wetenschappelijk onderzoek, studie, lerend werken, of uitwisseling in het kader van Europees vrijwilligerswerk bekend binnen 60 dagen en kan die termijn niet worden verlengd.

4. In afwijking van het eerste lid maakt Onze Minister de beslissing op een aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als gezinslid van een vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, is verleend, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen negen maanden na indiening van de aanvraag bekend. Onze Minister kan deze termijn verlengen in geval van bijzondere omstandigheden die verband houden met het complexe karakter van de behandeling van de aanvraag.

Details

[Toekomstige wijziging(en) op 28-03-2028. Zie het overzicht van wijzigingen]

Gerelateerde rechtspraak

Rechtbank Den Haag476x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:13031 - Rechtbank Den Haag - 15 augustus 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1303115 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag73x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:13036 - Rechtbank Den Haag - 15 augustus 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1303615 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:8210 - Rechtbank Den Haag - 28 mei 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:821028 mei 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:15131 - Rechtbank Den Haag - 3 september 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:151313 september 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:16544 - Rechtbank Den Haag - 28 augustus 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1654428 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:15303 - Rechtbank Den Haag - 5 augustus 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:153035 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:15306 - Rechtbank Den Haag - 5 augustus 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:153065 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:4646 - Rechtbank Den Haag - 28 februari 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:464628 februari 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:8193 - Rechtbank Den Haag - 11 mei 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:819311 mei 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:8200 - Rechtbank Den Haag - 11 mei 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:820011 mei 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak