Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 3. Verblijf
Afdeling 3. De verblijfsvergunning regulier
Paragraaf 1. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd
Artikel 16

Artikel 16

Laatste versie

1. Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 kan worden afgewezen indien:

a. de vreemdeling niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd; b. de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding; c. de vreemdeling niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan dan wel, indien de persoon bij wie de vreemdeling wil verblijven, niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan; d. de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid; e. de vreemdeling niet bereid is om medewerking te verlenen aan een medisch onderzoek naar een ziekte aangewezen bij of krachtens de Wet publieke gezondheid, ter bescherming van de volksgezondheid of een medische behandeling tegen een dergelijke ziekte te ondergaan; f. de vreemdeling voor een werkgever arbeid verricht, zonder dat aan de Wet arbeid vreemdelingen is voldaan; g. de vreemdeling niet voldoet aan de beperking, verband houdende met het doel waarvoor hij wil verblijven; h. de vreemdeling, die niet behoort tot een der categorieën, bedoeld in artikel 17, eerste lid, na verkrijging van rechtmatig verblijf in Nederland inburgeringsplichtig zou zijn op grond van de artikelen 3 en 4 van de Wet inburgering 2021 en niet beschikt over kennis op basisniveau van de Nederlandse taal en de Nederlandse maatschappij; i. de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van een eerdere aanvraag tot het verlenen, verlengen of wijzigen van een visum of een verblijfsvergunning hebben geleid of zouden hebben geleid; j. de vreemdeling in Nederland verblijf heeft gehouden, anders dan op grond van artikel 8. k. ten behoeve van het verblijf van de vreemdeling geen verklaring van een referent is overgelegd als bedoeld in artikel 2a, tweede lid.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de toepassing van de gronden, bedoeld in het eerste lid.

3. Het eerste lid, onder h, is niet van toepassing op de vreemdeling die de Surinaamse nationaliteit bezit en die met bij ministeriële regeling vastgestelde bescheiden heeft aangetoond in Suriname of Nederland lager onderwijs in de Nederlandse taal te hebben gevolgd.

Gerelateerde rechtspraak

Rechtbank Den Haag22x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:18071 - Rechtbank Den Haag - 31 oktober 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1807131 oktober 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2023:20787 - Rechtbank Den Haag - 20 december 2023

ECLI:NL:RBDHA:2023:2078720 december 2023Dit wetsartikel wordt 9 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:10582 - Rechtbank Den Haag - 18 maart 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1058218 maart 2024Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:11879 - Rechtbank Den Haag - 24 juli 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1187924 juli 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:4215 - Rechtbank Den Haag - 25 maart 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:421525 maart 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:2666 - Rechtbank Den Haag - 29 februari 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:266629 februari 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:2591 - Rechtbank Den Haag - 18 februari 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:259118 februari 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:5396 - Rechtbank Den Haag - 15 april 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:539615 april 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:3726 - Rechtbank Den Haag - 8 februari 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:37268 februari 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:13546 - Rechtbank Den Haag - 21 augustus 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1354621 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak