Artikel 31. Algemene regel van uitlegging
1. Een verdrag moet te goeder trouw worden uitgelegd overeenkomstig de gewone betekenis van de termen van het Verdrag in hun context en in het licht van voorwerp en doel van het Verdrag.
2. Voor de uitlegging van een verdrag omvat de context, behalve de tekst, met inbegrip van preambule en bijlagen:
a) iedere overeenstemming die betrekking heeft op het verdrag en die bij het sluiten van het verdrag tussen alle partijen is bereikt; b) iedere akte opgesteld door een of meer partijen bij het sluiten van het verdrag en door de andere partijen erkend als betrekking hebbende op het verdrag.
3. Behalve met de context dient ook rekening te worden gehouden met:
a) iedere later tot stand gekomen overeenstemming tussen de partijen met betrekking tot de uitlegging van het verdrag of de toepassing van zijn bepalingen; b) ieder later gebruik in de toepassing van het verdrag waardoor overeenstemming van de partijen inzake de uitlegging van het verdrag is ontstaan; c) iedere ter zake dienende regel van het volkenrecht die op de betrekkingen tussen de partijen kan worden toegepast.
4. Een term dient in een bijzondere betekenis verstaan te worden als vaststaat, dat dit de bedoeling van de partijen is geweest.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:HR:2025:1435 - Hoge Raad - 3 oktober 2025
ECLI:NL:HR:2025:1468 - Hoge Raad - 3 oktober 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:5313 - Rechtbank Overijssel - 27 augustus 2025
ECLI:NL:HR:2025:1033 - Gebruik Duitse belastingdata voor strafvervolging wegens informatieplicht zonder toestemming - 1 juli 2025
Informatie spontaan uitgewisseld door Duitsland voor 'fiscale doeleinden' mag zonder nadere toestemming worden gebruikt voor de strafrechtelijke vervolging van een fiscaal delict, zoals het niet voldoen aan de informatieplicht. Het hof oordeelde ten onrechte dat hiervoor aparte toestemming was vereist.