Artikel 4
1. Onze Minister stelt de voorschriften en de nadere regels vast, bedoeld in de artikelen 1.01, aanhef en onder C, onderdelen 3° en 4°, 4.06, eerste lid, onder a, en derde lid,6.32, eerste lid, 9.02, eerste lid, 9.07, eerste en tweede lid, en 10.02, eerste lid, van het Binnenvaartpolitiereglement.
2. Onze Minister wijst de instantie aan, bedoeld in artikel 4.06, eerste lid, onder a, van het Binnenvaartpolitiereglement.
3. Onze Minister wijst de vaarwegen aan, bedoeld in de artikelen 4.06, derde en vierde lid, en 10.02, eerste lid, van het Binnenvaartpolitiereglement.
4. Onze Minister wijst de marifoonkanalen aan, bedoeld in de artikelen 4.05, vierde lid, 4.06, tweede lid, en 6.32, derde en vierde lid, van het Binnenvaartpolitiereglement.
5. Onze Minister wijst de categorieën van schepen aan, bedoeld in artikel 4.06, vierde lid, van het Binnenvaartpolitiereglement.