Terug naar bibliotheek
Uitvoeringsregeling motorrijtuigenbelasting 1994Artikel 4ter

Artikel 4ter

Laatste versie

1 Tegenbewijs als bedoeld in de artikelen 23, vijfde lid, en 24, derde lid, van de wet houdt in dat een belastingplichtige als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel c, van de wet de inspecteur verzoekt tot toepassing van een specifieke fijnstofuitstoot.

2 Indien de inspecteur naar aanleiding van een verzoek als bedoeld in het eerste lid beslist dat de fijnstofuitstoot van het motorrijtuig niet meer bedraagt dan 5 milligram per kilometer, onderscheidenlijk 10 milligram per kilowattuur, heeft de belastingplichtige recht op teruggaaf van de door hem betaalde fijnstoftoeslag, bedoeld in de artikelen 23, vierde lid, onderscheidenlijk 24, tweede lid, van de wet.

3 De inspecteur neemt de beslissing op het verzoek en de daarmee samenhangende teruggaaf bij één voor bezwaar vatbare beschikking.

4 Bij een verzoek als bedoeld in het eerste of derde lid overlegt de belastingplichtige een afschrift van het kentekenregister waarin het motorrijtuig is geregistreerd en waaruit de fijnstofuitstoot van het motorrijtuig onomstotelijk blijkt.

5 Het recht op teruggaaf vervalt na vijf jaren na afloop van het belastingtijdvak waarin dat recht is ontstaan.