Artikel 31

Laatste versie

1. Bij de bepaling van het aantal dagen waarover ingevolge hoofdstuk VA van de wet belastingrente wordt berekend, wordt een volle kalendermaand gesteld op 30 dagen, met uitzondering van de maand op de laatste dag waarvan het tijdvak waarover de rente wordt berekend eindigt, in welk geval het werkelijke aantal dagen in aanmerking wordt genomen.

2. Het bedrag van de in rekening te brengen belastingrente wordt naar beneden afgerond op gehele euro’s.

3. Het bedrag van de te vergoeden belastingrente wordt naar boven afgerond op gehele euro’s.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad94x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:89 - Rente op onrechtmatig geheven BPM: rechtsmiddelen en EU-doeltreffendheidstoets - 27 januari 2022

ECLI:NL:HR:2022:8927 januari 2022Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad verduidelijkt de rechtsmiddelen tegen een rentevergoeding op teruggegeven BPM en introduceert een nieuwe toets voor Unierechtelijke doeltreffendheid. De rentevergoeding is adequaat als deze ten minste gelijk is aan een berekening op basis van de bancaire rente op consumptief krediet.

BelastingrechtProcesrecht Belastingen, Motorrijtuigenbelasting
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:132 - Rentecompensatie bij Unierechtelijk strijdige BPM: objectieve maatstaf en bewijslast - 2 februari 2023

ECLI:NL:HR:2023:1322 februari 2023Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

Bij terugbetaling van Unierechtelijk strijdige BPM moet de rentevergoeding worden berekend naar een objectieve maatstaf: de DNB-rente op consumptief krediet. De belastingplichtige hoeft niet de hoogte van zijn individuele leenkosten te bewijzen; deze bewijslast rust niet op hem.

BelastingrechtMotorrijtuigenbelasting, Procesrecht Belastingen
BestuursrechtBestuursprocesrecht
Rechtbank Zeeland-West-Brabant1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBZWB:2024:4672 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 8 juli 2024

ECLI:NL:RBZWB:2024:46728 juli 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:252 - Hoge Raad - 16 februari 2023

ECLI:NL:HR:2023:25216 februari 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:4980 - Rechtbank Den Haag - 2 april 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:49802 april 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak