Terug naar bibliotheek
Boek 6. Tenuitvoerlegging
Hoofdstuk 4. Geldelijke straffen en maatregelen
Eerste titel. Inning van geldboetes en schadevergoedingsmaatregelen
Artikel 6:4:5

Artikel 6:4:5 (Verhaal en dwangbevel inning geldelijke sancties)

Laatste versie

1. Op voorwerpen van de veroordeelde die niet op grond van artikel 94a in beslag zijn genomen geschiedt verhaal krachtens een dwangbevel, medebrengende het recht om die goederen zonder vonnis aan te tasten. Verhaal kan mede worden genomen op voorwerpen als bedoeld in artikel 94a, vierde en vijfde lid, die niet reeds voor het onherroepelijk worden van het vonnis, het arrest of de strafbeschikking in beslag zijn genomen.

2. Het dwangbevel wordt in naam van de Koning uitgevaardigd door Onze Minister. Het wordt ten uitvoer gelegd als een vonnis van de burgerlijke rechter.

3. De tenuitvoerlegging van het dwangbevel kan niet worden geschorst dan door een verzet, hetwelk evenwel nimmer gericht zal kunnen zijn tegen het vonnis, het arrest of de strafbeschikking, waarbij de geldboete of de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht werd opgelegd. Verzet wordt gedaan bij een met redenen omkleed verzetschrift. Het verzetschrift wordt binnen twee weken na de betekening van het dwangbevel ingediend bij de rechtbank van het arrondissement, waartoe de rechter behoort, die de straf heeft opgelegd. In geval van een strafbeschikking wordt het bezwaarschrift ingediend bij het gerecht dat van het daartegen gerichte verzet kennis heeft genomen of, indien verzet zou zijn gedaan, daarvan kennis had kunnen nemen. De behandeling van het verzet door de raadkamer vindt plaats in het openbaar. Onze Minister is bij het onderzoek tegenwoordig en wordt ter zake gehoord. De beschikking van de raadkamer wordt onverwijld aan de veroordeelde betekend. Tegen de beschikking kan door Onze Minister binnen veertien dagen daarna en door de veroordeelde binnen veertien dagen na de betekening, beroep in cassatie worden ingesteld. De veroordeelde is in zijn beroep slechts ontvankelijk na voorafgaande consignatie van het nog verschuldigde bedrag en van al de kosten ter griffie van het gerecht, dat de beschikking heeft gegeven, of tot hetwelk de rechter, van wie de beschikking afkomstig is, behoort. De Hoge Raad beslist zo spoedig mogelijk.

4. Ten aanzien van derden, die bij een inbeslagneming van voorwerpen daarop geheel of gedeeltelijk recht menen te hebben, zijn de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing.

5. De kosten van verhaal krachtens dit artikel worden op gelijke voet als de geldboete, onderscheidenlijk de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, verhaald op de veroordeelde. Onder de kosten van verhaal zijn begrepen de invorderingskosten.

Uitleg in duidelijke taal

1. Op voorwerpen van de veroordeelde die niet op grond van artikel 94a in beslag zijn genomen geschiedt verhaal krachtens een dwangbevel, medebrengende het recht om die goederen zonder vonnis aan te tasten. Verhaal kan mede worden genomen op voorwerpen als bedoeld in artikel 94a, vierde en vijfde lid, die niet reeds voor het onherroepelijk worden van het vonnis, het arrest of de strafbeschikking in beslag zijn genomen.

Dit lid bepaalt dat verhaal, oftewel het opeisen van bezittingen, geschiedt op voorwerpen van de veroordeelde die niet op basis van artikel 94a in beslag zijn genomen. Dit verhaal vindt plaats door middel van een dwangbevel. Een dwangbevel brengt het recht mee om die goederen zonder een rechterlijk vonnis aan te tasten (in te vorderen). Verhaal kan ook worden genomen op voorwerpen zoals omschreven in artikel 94a, vierde en vijfde lid, zelfs als deze voorwerpen nog niet in beslag waren genomen voordat het vonnis, het arrest of de strafbeschikking onherroepelijk werd (definitief en niet meer aan te vechten).

2. Het dwangbevel wordt in naam van de Koning uitgevaardigd door Onze Minister. Het wordt ten uitvoer gelegd als een vonnis van de burgerlijke rechter.

Dit lid stelt dat het dwangbevel wordt uitgevaardigd door Onze Minister (de betreffende minister) in naam van de Koning. De tenuitvoerlegging van dit dwangbevel gebeurt op dezelfde wijze als de tenuitvoerlegging van een vonnis van de burgerlijke rechter.

3. De tenuitvoerlegging van het dwangbevel kan niet worden geschorst dan door een verzet, hetwelk evenwel nimmer gericht zal kunnen zijn tegen het vonnis, het arrest of de strafbeschikking, waarbij de geldboete of de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht werd opgelegd. Verzet wordt gedaan bij een met redenen omkleed verzetschrift. Het verzetschrift wordt binnen twee weken na de betekening van het dwangbevel ingediend bij de rechtbank van het arrondissement, waartoe de rechter behoort, die de straf heeft opgelegd. In geval van een strafbeschikking wordt het bezwaarschrift ingediend bij het gerecht dat van het daartegen gerichte verzet kennis heeft genomen of, indien verzet zou zijn gedaan, daarvan kennis had kunnen nemen. De behandeling van het verzet door de raadkamer vindt plaats in het openbaar. Onze Minister is bij het onderzoek tegenwoordig en wordt ter zake gehoord. De beschikking van de raadkamer wordt onverwijld aan de veroordeelde betekend. Tegen de beschikking kan door Onze Minister binnen veertien dagen daarna en door de veroordeelde binnen veertien dagen na de betekening, beroep in cassatie worden ingesteld. De veroordeelde is in zijn beroep slechts ontvankelijk na voorafgaande consignatie van het nog verschuldigde bedrag en van al de kosten ter griffie van het gerecht, dat de beschikking heeft gegeven, of tot hetwelk de rechter, van wie de beschikking afkomstig is, behoort. De Hoge Raad beslist zo spoedig mogelijk.

Dit lid regelt dat de tenuitvoerlegging van het dwangbevel uitsluitend kan worden geschorst door middel van een verzet. Dit verzet kan echter nooit gericht zijn tegen het vonnis, het arrest of de strafbeschikking waarmee de geldboete of de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht is opgelegd. Verzet dient te worden ingesteld door middel van een verzetschrift, dat de gronden voor het verzet bevat. Dit verzetschrift moet binnen twee weken na de betekening (officiële kennisgeving) van het dwangbevel worden ingediend bij de rechtbank van het arrondissement waartoe de rechter behoort die de straf heeft opgelegd. Indien het een strafbeschikking betreft, wordt het bezwaarschrift ingediend bij het gerecht dat bevoegd was of zou zijn geweest om kennis te nemen van een verzet tegen die strafbeschikking. De behandeling van het verzet door de raadkamer is openbaar. Onze Minister (de betreffende minister) is aanwezig bij het onderzoek en wordt hierover gehoord. De beschikking (beslissing) van de raadkamer wordt onverwijld (direct) aan de veroordeelde betekend. Tegen deze beschikking kunnen zowel Onze Minister (binnen veertien dagen na de beschikking) als de veroordeelde (binnen veertien dagen na de betekening ervan) beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad. De veroordeelde is in zijn beroep pas ontvankelijk (het beroep wordt pas in behandeling genomen) nadat hij het nog verschuldigde bedrag en alle kosten heeft gedeponeerd (geconsigneerd) bij de griffie van het gerecht dat de beschikking heeft gegeven of waartoe de rechter behoort die de beschikking heeft gegeven. De Hoge Raad neemt zo spoedig mogelijk een beslissing.

4. Ten aanzien van derden, die bij een inbeslagneming van voorwerpen daarop geheel of gedeeltelijk recht menen te hebben, zijn de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing.

Dit lid bepaalt dat indien derden (andere personen dan de veroordeelde) menen geheel of gedeeltelijk recht te hebben op voorwerpen die in beslag zijn genomen, de relevante bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing zijn. Dit betekent dat zij hun rechten via de civielrechtelijke procedure kunnen doen gelden.

5. De kosten van verhaal krachtens dit artikel worden op gelijke voet als de geldboete, onderscheidenlijk de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, verhaald op de veroordeelde. Onder de kosten van verhaal zijn begrepen de invorderingskosten.

Dit lid stelt dat de kosten die gemaakt worden voor het verhaal (de inning) op grond van dit artikel, op dezelfde wijze als de geldboete of de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, worden verhaald op de veroordeelde. Dit houdt in dat de veroordeelde deze kosten ook moet betalen. De invorderingskosten zijn inbegrepen bij de kosten van verhaal.