Artikel 447 (Schrifturen hoger beroep en cassatie beschikkingen)
1. De partij die in hoger beroep gekomen is kan tegelijk met haar verklaring op de griffie van het gerecht door of bij hetwelk de beschikking is gegeven, een schriftuur, houdende haar grieven, indienen. Artikel 410, eerste lid, laatste twee volzinnen, zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Indien beroep in cassatie is ingesteld zendt de griffier van het gerecht dat de beschikking heeft gewezen de stukken zo spoedig mogelijk naar de griffier van de Hoge Raad. Artikel 432a is van overeenkomstige toepassing.
3. Na ontvangst van de stukken van het geding door de griffier van de Hoge Raad wordt door de procureur-generaal aan de partij die cassatie heeft ingesteld aangezegd dat de stukken van het geding bij de Hoge Raad zijn ingekomen. In de aanzegging wordt gewezen op het vierde onderscheidenlijk vijfde lid. Artikel 435, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4. Het openbaar ministerie is verplicht op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen een maand nadat de aanzegging is verzonden een schriftuur houdende middelen van cassatie in te dienen.
5. De verdachte of andere belanghebbende is op straffe van niet-ontvankelijkheid verplicht binnen een maand nadat de aanzegging is betekend, bij de Hoge Raad door zijn raadsman onderscheidenlijk door een advocaat een schriftuur te doen indienen, houdende zijn middelen van cassatie.
6. Artikel 439, derde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
7. De schriftuur wordt onverwijld bij de processtukken gevoegd.
Uitleg in duidelijke taal
1. De partij die in hoger beroep gekomen is kan tegelijk met haar verklaring op de griffie van het gerecht door of bij hetwelk de beschikking is gegeven, een schriftuur, houdende haar grieven, indienen. Artikel 410, eerste lid, laatste twee volzinnen, zijn van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent dat de partij die hoger beroep heeft ingesteld, tegelijkertijd met het afleggen van haar verklaring van hoger beroep bij de griffie van het gerecht dat de oorspronkelijke beschikking heeft afgegeven, een schriftelijk stuk kan indienen. Dit schriftelijke stuk bevat haar bezwaren, ook wel grieven genoemd. De laatste twee zinnen van het eerste lid van artikel 410 zijn op een vergelijkbare manier van toepassing op deze situatie.
2. Indien beroep in cassatie is ingesteld zendt de griffier van het gerecht dat de beschikking heeft gewezen de stukken zo spoedig mogelijk naar de griffier van de Hoge Raad. Artikel 432a is van overeenkomstige toepassing.
Dit houdt in dat wanneer beroep in cassatie is ingesteld, de griffier van het gerecht dat de bestreden beschikking heeft genomen, de relevante processtukken zo snel als mogelijk moet doorsturen naar de griffier van de Hoge Raad. Artikel 432a is hierop op een vergelijkbare manier van toepassing.
3. Na ontvangst van de stukken van het geding door de griffier van de Hoge Raad wordt door de procureur-generaal aan de partij die cassatie heeft ingesteld aangezegd dat de stukken van het geding bij de Hoge Raad zijn ingekomen. In de aanzegging wordt gewezen op het vierde onderscheidenlijk vijfde lid. Artikel 435, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent dat nadat de griffier van de Hoge Raad de processtukken heeft ontvangen, de procureur-generaal de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld, formeel op de hoogte stelt (aanzegt) dat de stukken van de zaak bij de Hoge Raad zijn aangekomen. In deze formele mededeling wordt de partij ook gewezen op de bepalingen van het vierde en vijfde lid van dit artikel. Het derde lid van artikel 435 is eveneens op een vergelijkbare manier van toepassing.
4. Het openbaar ministerie is verplicht op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen een maand nadat de aanzegging is verzonden een schriftuur houdende middelen van cassatie in te dienen.
Dit legt een verplichting op aan het openbaar ministerie. Het moet binnen één maand nadat de eerdergenoemde aanzegging (uit lid 3) is verzonden, een schriftelijk stuk indienen waarin de redenen voor het cassatieberoep (de middelen van cassatie) zijn opgenomen. Als het openbaar ministerie dit niet doet, of niet op tijd, dan wordt zijn cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat het niet in behandeling wordt genomen.
5. De verdachte of andere belanghebbende is op straffe van niet-ontvankelijkheid verplicht binnen een maand nadat de aanzegging is betekend, bij de Hoge Raad door zijn raadsman onderscheidenlijk door een advocaat een schriftuur te doen indienen, houdende zijn middelen van cassatie.
Dit betekent dat de verdachte, of een andere direct betrokken partij (belanghebbende), verplicht is om binnen één maand nadat de aanzegging (uit lid 3) officieel aan hem/haar is overhandigd (betekend), een schriftelijk stuk bij de Hoge Raad in te dienen. Voor de verdachte moet dit gebeuren door zijn raadsman, en voor een andere belanghebbende door een advocaat. Dit schriftelijke stuk moet de redenen voor het cassatieberoep (de middelen van cassatie) bevatten. Indien dit niet, of niet op tijd, gebeurt, wordt het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard.
6. Artikel 439, derde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit stelt dat het derde lid en het vijfde lid van artikel 439 op een vergelijkbare manier van toepassing zijn in de context van dit artikel.
7. De schriftuur wordt onverwijld bij de processtukken gevoegd.
Dit betekent dat het ingediende schriftelijke stuk (de schriftuur met de grieven of middelen van cassatie) onmiddellijk, zonder enige vertraging, moet worden toegevoegd aan de verzameling van alle andere documenten die betrekking hebben op de rechtszaak (de processtukken).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2012:BX0146
ECLI:NL:HR:2021:1940 - Beperkte toetsing rechter bij inbeslagneming op basis van Europees Onderzoeksbevel
In een klaagschriftprocedure tegen een beslag op basis van een Europees Onderzoeksbevel (EOB) is de rechterlijke toetsing beperkt. De proportionaliteit en gronden voor het EOB worden niet beoordeeld; dit is aan de uitvaardigende staat. De rechter toetst slechts weigeringsgronden en formaliteiten.