Artikel 266 (Intrekken dagvaarding door officier van justitie)
1. Zolang het onderzoek op de terechtzitting nog niet is aangevangen, kan de officier van justitie de dagvaarding intrekken. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan de verdachte en aan de benadeelde partij.
2. De officier van justitie draagt zorg dat de gedagvaarde getuigen en deskundigen tijdig schriftelijk met de intrekking worden bekend gemaakt.
3. Wordt bij of na de intrekking der dagvaarding van verdere vervolging afgezien, dan doet de officier van justitie den verdachte onverwijld kennis geven dat hij hem ter zake van het feit waarop de dagvaarding betrekking had, niet verder zal vervolgen. De artikelen 246, 247 en 255 zijn van toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. Zolang het onderzoek op de terechtzitting nog niet is aangevangen, kan de officier van justitie de dagvaarding intrekken. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan de verdachte en aan de benadeelde partij.
Dit lid bepaalt dat de officier van justitie de bevoegdheid heeft om de dagvaarding in te trekken, zolang het onderzoek op de terechtzitting nog niet is begonnen. De officier van justitie moet de verdachte en de benadeelde partij schriftelijk van deze intrekking op de hoogte stellen.
2. De officier van justitie draagt zorg dat de gedagvaarde getuigen en deskundigen tijdig schriftelijk met de intrekking worden bekend gemaakt.
Dit lid legt de officier van justitie de plicht op ervoor te zorgen dat de getuigen en deskundigen die waren opgeroepen (gedagvaard), tijdig en schriftelijk geïnformeerd worden over de intrekking van de dagvaarding.
3. Wordt bij of na de intrekking der dagvaarding van verdere vervolging afgezien, dan doet de officier van justitie den verdachte onverwijld kennis geven dat hij hem ter zake van het feit waarop de dagvaarding betrekking had, niet verder zal vervolgen. De artikelen 246, 247 en 255 zijn van toepassing.
Dit lid stelt dat indien de officier van justitie besluit om, bij of na het intrekken van de dagvaarding, van verdere vervolging af te zien, hij de verdachte onmiddellijk (onverwijld) ervan in kennis moet stellen dat hij hem niet verder zal vervolgen voor het feit waarop de dagvaarding betrekking had. Verder wordt aangegeven dat de bepalingen van de artikelen 246, 247 en 255 in dat geval van toepassing zijn.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2022:1252 - Hoge Raad stelt kaders voor procesafspraken in strafzaken - 26 september 2022
Procesafspraken zijn toegestaan, maar de rechter behoudt zijn zelfstandige verantwoordelijkheid. De rechter moet toetsen of de verdachte vrijwillig, geïnformeerd en ondubbelzinnig afstand doet van verdedigingsrechten, en is niet gebonden aan het voorstel als de uitkomst onredelijk is in verhouding tot de ernst van de zaak.
ECLI:NL:HR:2011:BP4387 - Intrekken vordering tenuitvoerlegging: termijn en analogie met dagvaarding - 19 december 2011
Een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf kan, naar analogie met de dagvaarding, slechts worden ingetrokken tot de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg. Daarna kan het OM enkel afwijzing vorderen. De vordering moet binnen drie maanden na de proeftijd zijn ingediend.
ECLI:NL:HR:2012:BT2520 - Ontnemingsschikking: intrekking vordering en einde van de zaak - 13 februari 2012
Een ontnemingszaak eindigt pas van rechtswege na volledige voldoening aan een schikking, niet al bij het sluiten ervan. De intrekking van de vordering door de officier van justitie en de mededeling van de rechter dat de zaak is geëindigd, creëren geen gerechtvaardigd vertrouwen.
ECLI:NL:PHR:2024:979 - Parket bij de Hoge Raad - 23 september 2024
ECLI:NL:RBMNE:2024:5621 - Rechtbank Midden-Nederland - 17 september 2024
ECLI:NL:HR:2012:BU8695 - Wijziging tenlastelegging: een ad informandum-feit is geen ten laste gelegd feit - 19 maart 2012
Een vordering tot wijziging van de tenlastelegging kan niet worden beschouwd als een nieuwe dagvaarding. Het toevoegen van feiten die oorspronkelijk 'ad informandum' waren gevoegd, is niet mogelijk via een wijziging, omdat een ad informandum-feit geen ten laste gelegd feit is in de zin van de wet.