Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Strafvordering in eersten aanleg
Titel III. Onderzoek door de rechter-commissaris
Vierde afdeeling. Het verhoor van den getuige
Artikel 221

Artikel 221 (Procedure gijzeling weigerende getuige)

Laatste versie

1. Indien de getuige bij zijn verhoor zonder wettigen grond weigert op de gestelde vragen te antwoorden of de van hem gevorderde verklaring, eed of belofte af te leggen, beveelt de rechter-commissaris, zoo dit in het belang van het onderzoek dringend noodzakelijk is, hetzij ambtshalve, hetzij op de vordering van den officier van justitie of op het verzoek van den verdachte, dat de getuige in gijzeling zal worden gesteld totdat de rechtbank daaromtrent zal hebben beslist.

2. De rechter-commissaris doet binnen vier en twintig uren nadat de gijzeling is aangevangen, verslag aan de rechtbank, tenzij de getuige reeds eerder uit de gijzeling mocht zijn ontslagen. De rechtbank beveelt binnen tweemaal vier en twintig uren daarna, na verhoor van den getuige, dat deze in gijzeling zal worden gehouden of daaruit zal worden ontslagen.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien de getuige bij zijn verhoor zonder wettigen grond weigert op de gestelde vragen te antwoorden of de van hem gevorderde verklaring, eed of belofte af te leggen, beveelt de rechter-commissaris, zoo dit in het belang van het onderzoek dringend noodzakelijk is, hetzij ambtshalve, hetzij op de vordering van den officier van justitie of op het verzoek van den verdachte, dat de getuige in gijzeling zal worden gesteld totdat de rechtbank daaromtrent zal hebben beslist.

Dit betekent letterlijk: Wanneer een getuige tijdens zijn verhoor zonder wettigen grond weigert op de gestelde vragen te antwoorden of de van hem gevorderde verklaring, eed of belofte af te leggen, dan beveelt de rechter-commissaris dat de getuige in gijzeling zal worden gesteld, indien dit in het belang van het onderzoek dringend noodzakelijk is. De rechter-commissaris kan dit bevel ofwel ambtshalve geven, ofwel op de vordering van den officier van justitie, of op het verzoek van den verdachte. De gijzeling duurt totdat de rechtbank daaromtrent zal hebben beslist.

2. De rechter-commissaris doet binnen vier en twintig uren nadat de gijzeling is aangevangen, verslag aan de rechtbank, tenzij de getuige reeds eerder uit de gijzeling mocht zijn ontslagen. De rechtbank beveelt binnen tweemaal vier en twintig uren daarna, na verhoor van den getuige, dat deze in gijzeling zal worden gehouden of daaruit zal worden ontslagen.

Dit betekent letterlijk: De rechter-commissaris doet binnen vier en twintig uren nadat de gijzeling is aangevangen, verslag aan de rechtbank, tenzij de getuige reeds eerder uit de gijzeling mocht zijn ontslagen. De rechtbank beveelt vervolgens binnen tweemaal vier en twintig uren daarna, na verhoor van den getuige, dat deze in gijzeling zal worden gehouden of daaruit zal worden ontslagen.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad19x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1998:ZD1239

ECLI:NL:HR:1998:ZD12398 september 1998Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad17x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:177 - Herroeping Voorwaardelijke Invrijheidstelling: Geen Sanctie op Niet-Onverwijlde Vordering

ECLI:NL:HR:2016:1772 februari 2016Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

Het niet 'onverwijld' indienen van een vordering tot herroeping van voorwaardelijke invrijheidstelling (art. 15i lid 2 Sr) leidt niet automatisch tot niet-ontvankelijkheid van het OM. De wet verbindt hieraan geen specifiek rechtsgevolg, al kan de rechter wel gevolgen verbinden aan de vertraging.

StrafrechtStrafprocesrecht, Penitentiair Strafrecht
Civiel RechtVerbintenissenrecht
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1921:186 - Electriciteit is een goed: de Hoge Raad over diefstal van stroom

ECLI:NL:HR:1921:18623 mei 1921Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

Electriciteit Arrest

Elektrische energie is een 'goed' in de zin van artikel 310 Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad oordeelt dat het wegnemen ervan diefstal kan opleveren, omdat elektriciteit een economische waarde heeft, kan worden overgedragen en geaccumuleerd, en een zelfstandig bestaan heeft.

Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1916:BG9431 - Melk en Water: Introductie van het schuldbeginsel en 'doen plegen'

ECLI:NL:HR:1916:BG943114 februari 1916Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Melk en Water Arrest

De Hoge Raad introduceert de ongeschreven strafuitsluitingsgrond 'afwezigheid van alle schuld' (AVAS). Zelfs als schuld geen bestanddeel is van een delictsomschrijving, kan iemand niet worden gestraft bij volledige afwezigheid van verwijtbaarheid. Hierdoor kan een feitelijk uitvoerder straffeloos zijn en de opdrachtgever als middellijk dader ('doen pleger') worden veroordeeld.

Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1948:83

ECLI:NL:HR:1948:8314 december 1948Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1911:1

ECLI:NL:HR:1911:119 juni 1911Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:1922:49

ECLI:NL:HR:1922:4916 oktober 1922Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1919:126

ECLI:NL:HR:1919:1263 maart 1919Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2020:1961

ECLI:NL:HR:2020:19618 december 2020Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:1918:248

ECLI:NL:HR:1918:24828 oktober 1918Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak