Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Strafvordering in eersten aanleg
Titel I. Het opsporingsonderzoek
Tweede afdeeling. De officieren van justitie
Artikel 148

Artikel 148 (Opsporingstaken officier van justitie)

Laatste versie

1. De officier van justitie is belast met de opsporing van de strafbare feiten waarvan de rechtbank in het arrondissement waarin hij is aangesteld, kennisneemt, alsmede met de opsporing binnen het rechtsgebied van die rechtbank van de strafbare feiten waarvan andere rechtbanken kennisnemen.

2. Hij geeft daartoe bevelen aan de overige personen met de opsporing belast.

3. Zoo de opsporing door hem persoonlijk geschiedt, doet hij van zijne bevinding blijken bij proces-verbaal opgemaakt op zijn ambtseed; daarbij moeten tevens zooveel mogelijk uitdrukkelijk worden opgegeven de redenen van wetenschap.

Uitleg in duidelijke taal

1. De officier van justitie is belast met de opsporing van de strafbare feiten waarvan de rechtbank in het arrondissement waarin hij is aangesteld, kennisneemt, alsmede met de opsporing binnen het rechtsgebied van die rechtbank van de strafbare feiten waarvan andere rechtbanken kennisnemen.

Dit lid stelt dat de officier van justitie de verantwoordelijkheid draagt voor de opsporing van strafbare feiten. Deze verantwoordelijkheid omvat de strafbare feiten waarvan de rechtbank in het arrondissement waar hij werkzaam is, kennisneemt. Daarnaast is hij verantwoordelijk voor de opsporing van strafbare feiten waarvan andere rechtbanken kennisnemen, maar die binnen het rechtsgebied van zijn eigen rechtbank plaatsvinden.

2. Hij geeft daartoe bevelen aan de overige personen met de opsporing belast.

Dit lid betekent dat de officier van justitie, ten behoeve van de opsporing, bevelen geeft aan de andere personen die eveneens belast zijn met de opsporing.

3. Zoo de opsporing door hem persoonlijk geschiedt, doet hij van zijne bevinding blijken bij proces-verbaal opgemaakt op zijn ambtseed; daarbij moeten tevens zooveel mogelijk uitdrukkelijk worden opgegeven de redenen van wetenschap.

Dit lid bepaalt dat indien de officier van justitie de opsporing zelf uitvoert, hij zijn bevindingen vastlegt in een proces-verbaal. Dit proces-verbaal wordt opgemaakt onder zijn ambtseed. In dit proces-verbaal moeten ook zo expliciet mogelijk de redenen van wetenschap, oftewel de gronden waarop zijn kennis is gebaseerd, worden vermeld.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad158x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:584 - Smartphone-onderzoek: de grenzen van de opsporingsbevoegdheid onder artikel 94 Sv

ECLI:NL:HR:2017:5844 april 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Artikel 94 Sv is een onvoldoende wettelijke basis voor een smartphone-onderzoek dat een meer dan beperkte inbreuk op de privacy maakt. Voor zulk verstrekkend onderzoek is een machtiging van de officier van justitie of rechter-commissaris vereist, afhankelijk van de mate van inbreuk.

StrafrechtStrafprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad41x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:592 - Onderzoek smartphone: Hoge Raad stelt grenzen aan opsporingsbevoegdheid

ECLI:NL:HR:2017:5924 april 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De algemene opsporingsbevoegdheid van art. 94 Sv is onvoldoende voor een verstrekkend onderzoek van een smartphone. Voor een meer dan beperkte inbreuk op de privacy is een machtiging van de officier van justitie of rechter-commissaris vereist.

StrafrechtStrafprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad40x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:588 - Onderzoek smartphone: de reikwijdte van artikel 94 Sv en privacy

ECLI:NL:HR:2017:5884 april 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat artikel 94 Sv alleen een wettelijke grondslag biedt voor een smartphone-onderzoek als de inbreuk op de privacy beperkt is. Voor een ingrijpender onderzoek is een nadere wettelijke legitimatie vereist, zoals de tussenkomst van een officier van justitie of rechter-commissaris.

StrafrechtStrafprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad32x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:3024

ECLI:NL:HR:2015:302413 oktober 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad11x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:1079 - Onderzoek smartphone: onvoldoende motivering, maar geen bewijsuitsluiting

ECLI:NL:HR:2019:10799 juli 2019Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat de motivering van het Hof dat een smartphone-onderzoek een 'beperkte' inbreuk was, onvoldoende is. Dit leidt echter niet tot cassatie, omdat het verweer tot bewijsuitsluiting onvoldoende was onderbouwd door de verdediging conform de eisen van art. 359a Sv.

StrafrechtStrafprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:202 - Gedwongen ontgrendeling smartphone met vingerafdruk is rechtmatig

ECLI:NL:HR:2021:2029 februari 2021Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De bevoegdheid tot inbeslagneming (art. 94, 95, 96 Sv) vormt de wettelijke basis om een verdachte te dwingen zijn smartphone biometrisch te ontgrendelen. Dit is geen schending van het nemo tenetur-beginsel, omdat het gaat om het dulden van een onderzoeksmaatregel betreffende materiaal dat onafhankelijk van de wil bestaat.

StrafrechtStrafprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:2323

ECLI:NL:HR:2018:232318 december 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak