Artikel 100 (Uitlevering poststukken bevel officier van justitie)
1. In geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, kan de officier van justitie ter inbeslagneming de uitlevering tegen ontvangstbewijs bevelen van de pakketten, brieven, stukken en andere berichten, welke aan een postvervoerbedrijf als bedoeld in de Postwet 2009 of een geregistreerde ingevolge artikel 2.1, vierde lid, van de Telecommunicatiewet dan wel aan een andere instelling van vervoer zijn toevertrouwd; een en ander voor zover zij klaarblijkelijk van de verdachte afkomstig zijn, voor hem bestemd zijn of op hem betrekking hebben, of wel indien zij klaarblijkelijk het voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan gediend hebben.
2. Ieder die ten behoeve van dat vervoer zoodanige zaken onder zich heeft of krijgt, geeft dienaangaande aan den officier van justitie of aan den hulpofficier op diens vordering de door dezen gewenschte inlichtingen. De artikelen 217-219 zijn van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. In geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, kan de officier van justitie ter inbeslagneming de uitlevering tegen ontvangstbewijs bevelen van de pakketten, brieven, stukken en andere berichten, welke aan een postvervoerbedrijf als bedoeld in de Postwet 2009 of een geregistreerde ingevolge artikel 2.1, vierde lid, van de Telecommunicatiewet dan wel aan een andere instelling van vervoer zijn toevertrouwd; een en ander voor zover zij klaarblijkelijk van de verdachte afkomstig zijn, voor hem bestemd zijn of op hem betrekking hebben, of wel indien zij klaarblijkelijk het voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan gediend hebben.
- bij ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit, of
- bij verdenking van een misdrijf zoals omschreven in artikel 67, eerste lid.
De betreffende pakketten, brieven, stukken en andere berichten moeten zijn toevertrouwd aan:
- een postvervoerbedrijf zoals gedefinieerd in de Postwet 2009,
- een geregistreerde partij conform artikel 2.1, vierde lid, van de Telecommunicatiewet, of
- een andere instelling van vervoer.
Een dergelijk bevel tot uitlevering kan alleen worden gegeven als de stukken of berichten:
- klaarblijkelijk van de verdachte afkomstig zijn,
- klaarblijkelijk voor de verdachte bestemd zijn,
- klaarblijkelijk op de verdachte betrekking hebben, of
- klaarblijkelijk het voorwerp van het strafbare feit uitmaken of gediend hebben tot het begaan van dat feit.
2. Ieder die ten behoeve van dat vervoer zoodanige zaken onder zich heeft of krijgt, geeft dienaangaande aan den officier van justitie of aan den hulpofficier op diens vordering de door dezen gewenschte inlichtingen. De artikelen 217-219 zijn van overeenkomstige toepassing.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2023:128 - Hoge Raad's nieuwe kaders voor beslag: proportionaliteit, subsidiariteit en hernieuwd beklag
De Hoge Raad verduidelijkt het beoordelingskader voor beklagprocedures over inbeslagneming. De rechter moet explicieter toetsen aan proportionaliteit en subsidiariteit als dit wordt aangevoerd. Tijdsverloop is een cruciale factor, die een hernieuwd beklag kan rechtvaardigen om deze toets opnieuw uit te voeren.
ECLI:NL:HR:2023:81 - Hernieuwd beklag en 'nieuwe feiten': Hoge Raad verduidelijkt ontvankelijkheidscriteria
De Hoge Raad oordeelt dat voor de ontvankelijkheid van een hernieuwd beklag niet vereist is dat de aangevoerde feiten pas na de eerdere beslissing zijn ontstaan of bekend zijn geworden. Het is voldoende dat er andere feiten of omstandigheden worden aangevoerd die nopen tot een nieuwe beoordeling.
ECLI:NL:HR:1985:AC9105
ECLI:NL:HR:2024:268
ECLI:NL:HR:2022:1762 - Weigering tenuitvoerlegging buitenlands vonnis: schending tolkbijstand niet automatisch flagrante inbreuk
Het ontbreken van een tolk in een buitenlands strafproces is niet zonder meer een 'flagrante inbreuk' op het recht op een eerlijk proces. De rechter moet alle omstandigheden van het geval, zoals die uit het buitenlandse vonnis blijken, meewegen alvorens tenuitvoerlegging te weigeren.