Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk I. Grondslagen voor de objectieve en subjectieve belastingplicht
Artikel 1

Artikel 1

Laatste versie

1 Krachtens deze wet worden de volgende belastingen geheven:

1°. erfbelasting over de waarde van al wat krachtens erfrecht wordt verkregen door het overlijden van iemand die ten tijde van het overlijden in Nederland woonde;

2°. schenkbelasting over de waarde van al wat krachtens schenking wordt verkregen van iemand die ten tijde van de schenking in Nederland woonde.

2 Onder verkrijging krachtens erfrecht wordt voor de toepassing van deze wet mede verstaan de verkrijging van vergunningen en aanspraken bij of na het overlijden van de erflater indien die verkrijging rechtstreeks verband houdt met de omstandigheid dat de erflater die of dergelijke vergunningen en aanspraken bezat.

3 De verkrijging ten gevolge van de vaststelling van een rentevergoeding op grond van:

a. een uiterste wilsbeschikking ten aanzien van vorderingen en schulden die zijn ontstaan krachtens erfrecht, of

b. een overeenkomst als bedoeld in artikel 13, vierde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, wordt voor de toepassing van deze wet geacht alleen krachtens erfrecht door het overlijden te zijn verkregen indien deze binnen de met inachtneming van artikel 45 vastgestelde aangiftetermijn is vastgesteld of overeengekomen.

4 Indien de rentevergoeding, bedoeld in het derde lid, wordt vastgesteld of overeengekomen na de in dat lid bedoelde termijn, wordt het daaruit voortvloeiende voordeel geacht krachtens schenking te zijn verkregen.

5 De verkrijging krachtens de uitoefening van een wilsrecht als bedoeld in de artikelen 19, 20, 21 en 22 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek wordt voor de toepassing van deze wet niet aangemerkt als een verkrijging krachtens erfrecht.

6 Indien ten gevolge van uiterste wilsbeschikkingen die inhoudelijk overeenkomen met het bepaalde in afdeling 1 van titel 3 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek wilsrechten opkomen, worden die voor de toepassing van deze wet op dezelfde wijze behandeld als wilsrechten als bedoeld in de artikelen 19, 20, 21 en 22 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.

7 Onder schenking wordt voor de toepassing van deze wet verstaan de gift, bedoeld in artikel 186, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover artikel 13 niet van toepassing is, en voorts de voldoening aan een natuurlijke verbintenis als bedoeld in artikel 3 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

8 Onder schenking wordt niet begrepen de bevoordeling als gevolg van verwerping door een erfgenaam of legataris, noch de bevoordeling als gevolg van het afzien door de echtgenoot van een wettelijke verdeling van de nalatenschap op de voet van artikel 18 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.

9 Een gift onder opschortende voorwaarde wordt voor de toepassing van deze wet geacht tot stand te komen op het moment dat de voorwaarde wordt vervuld.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad54x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:1212

ECLI:NL:HR:2013:121222 november 2013Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak
BelastingrechtErfbelasting, Procesrecht Belastingen
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad32x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2002:AD7272

ECLI:NL:HR:2002:AD727212 juli 2002Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad19x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1978:AM4447

ECLI:NL:HR:1978:AM444712 april 1978Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
BelastingrechtErfbelasting, Procesrecht Belastingen
BestuursrechtBestuursprocesrecht
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1959:AY1786

ECLI:NL:HR:1959:AY178628 januari 1959Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
BelastingrechtErfbelasting, Procesrecht Belastingen
Civiel RechtPersonen En Familierecht
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1995:AA1548

ECLI:NL:HR:1995:AA154818 oktober 1995Dit wetsartikel wordt 13 keer genoemd in deze uitspraak
BelastingrechtErfbelasting, Procesrecht Belastingen
Civiel RechtPersonen En Familierecht
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1971:AX5018

ECLI:NL:HR:1971:AX501817 maart 1971Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
BelastingrechtErfbelasting
Civiel RechtPersonen En Familierecht, Erfrecht
Hoge Raad11x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:1789

ECLI:NL:HR:2023:178922 december 2023Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BF1029

ECLI:NL:HR:2009:BF102920 maart 2009Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:1996:AA1741

ECLI:NL:HR:1996:AA174116 oktober 1996Dit wetsartikel wordt 9 keer genoemd in deze uitspraak
BelastingrechtErfbelasting, Procesrecht Belastingen, Inkomstenbelasting
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2024:239 - Huwelijkse voorwaarden tegen erfbelasting: Hoge Raad stelt strenge eisen aan fraus legis

ECLI:NL:HR:2024:23916 februari 2024Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak

Het aanpassen van huwelijkse voorwaarden om erfbelasting te ontgaan is slechts in uitzonderlijke gevallen fraus legis. De Hoge Raad oordeelt dat de maatstaf niet 'enigszins gelijke sterftekansen' is, maar of het 'zo goed als zeker' was dat de ene echtgenoot eerder zou overlijden.

BelastingrechtErfbelasting, Procesrecht Belastingen
Civiel RechtPersonen En Familierecht, Erfrecht