Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemene bepalingen
Titel VIII A. Bijzondere bepalingen voor jeugdigen en jongvolwassenen
Artikel 77i

Artikel 77i (Duur jeugddetentie)

Laatste versie

1. De duur van de jeugddetentie is:

a. voor degene die ten tijde van het begaan van het misdrijf de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt: ten minste een dag en ten hoogste twaalf maanden, en b. overigens ten hoogste vierentwintig maanden.

2. De duur van de jeugddetentie wordt in de rechterlijke uitspraak aangewezen in dagen, weken of maanden.

3. Artikel 27 is bij veroordeling tot jeugddetentie van overeenkomstige toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. De duur van de jeugddetentie is:

Dit lid geeft aan dat de hiernavolgende onderdelen de tijdsduur van de jeugddetentie zullen specificeren.

a. voor degene die ten tijde van het begaan van het misdrijf de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt: ten minste een dag en ten hoogste twaalf maanden, en

Dit sublid bepaalt dat als de persoon op het moment dat het misdrijf werd gepleegd nog geen zestien jaar oud was, de jeugddetentie minimaal één dag en maximaal twaalf maanden zal duren.

b. overigens ten hoogste vierentwintig maanden.

Dit sublid stelt dat in andere gevallen (dus voor personen die ten tijde van het misdrijf zestien jaar of ouder waren) de jeugddetentie maximaal vierentwintig maanden mag duren.

2. De duur van de jeugddetentie wordt in de rechterlijke uitspraak aangewezen in dagen, weken of maanden.

Dit lid schrijft voor dat wanneer de rechter een jeugddetentie oplegt, de duur hiervan in de rechterlijke uitspraak moet worden gespecificeerd in termen van dagen, weken of maanden.

3. Artikel 27 is bij veroordeling tot jeugddetentie van overeenkomstige toepassing.

Dit lid betekent dat de bepalingen van Artikel 27 (uit het Wetboek van Strafrecht, handelend over de aanvang van de vrijheidsstraf) op een vergelijkbare wijze gelden wanneer iemand wordt veroordeeld tot jeugddetentie.