Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemene bepalingen
Titel VIII A. Bijzondere bepalingen voor jeugdigen en jongvolwassenen
Artikel 77d

Artikel 77d (Verjaringstermijn strafvordering jeugdigen en jongvolwassenen)

Laatste versie

1. De verjaringstermijn van het recht tot strafvordering, genoemd in artikel 70, wordt ten aanzien van misdrijven tot de helft van de daar bedoelde duur ingekort.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op het misdrijf omschreven in artikel 251 begaan door een persoon die ten tijde van het begaan van het strafbaar feit de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt ten aanzien van een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.

3. Het recht tot strafvordering verjaart in twintig jaren voor:

a. misdrijven waarop gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld; en b. de misdrijven omschreven in de artikelen 242, 243, eerste lid, 245, 246, eerste lid, 247, eerste en tweede lid, 249, eerste lid, 252, 253 en het misdrijf omschreven in artikel 241, eerste en tweede lid, indien het feit is gepleegd ten aanzien van een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.

Uitleg in duidelijke taal

1. De verjaringstermijn van het recht tot strafvordering, genoemd in artikel 70, wordt ten aanzien van misdrijven tot de helft van de daar bedoelde duur ingekort.

Dit betekent dat de periode waarbinnen het recht om iemand strafrechtelijk te vervolgen (het recht tot strafvordering), zoals deze periode is vastgelegd in artikel 70, voor misdrijven wordt verkort tot de helft van de duur die in dat artikel 70 staat vermeld.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op het misdrijf omschreven in artikel 251 begaan door een persoon die ten tijde van het begaan van het strafbaar feit de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt ten aanzien van een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.

Dit houdt in dat de regel uit het eerste lid (waarin de verjaringstermijn wordt gehalveerd) niet geldt voor het misdrijf dat is omschreven in artikel 251, indien dit misdrijf is gepleegd door een persoon die op het moment van het plegen van het strafbare feit de leeftijd van zestien jaren had bereikt, en het misdrijf was gericht tegen een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt.

3. Het recht tot strafvordering verjaart in twintig jaren voor:

Dit stelt dat het recht om iemand strafrechtelijk te vervolgen (het recht tot strafvordering) na een periode van twintig jaren verjaart in de volgende gevallen:

a. misdrijven waarop gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld; en

Dit betreft misdrijven waarvoor een gevangenisstraf van twaalf jaren of langer is vastgesteld; en

b. de misdrijven omschreven in de artikelen 242, 243, eerste lid, 245, 246, eerste lid, 247, eerste en tweede lid, 249, eerste lid, 252, 253 en het misdrijf omschreven in artikel 241, eerste en tweede lid, indien het feit is gepleegd ten aanzien van een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.

Dit betreft de misdrijven die zijn omschreven in de artikelen 242, 243 (eerste lid), 245, 246 (eerste lid), 247 (eerste en tweede lid), 249 (eerste lid), 252, 253, alsook het misdrijf omschreven in artikel 241 (eerste en tweede lid), op voorwaarde dat het strafbare feit is gepleegd tegen een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt.