Artikel 343 (Benadeling schuldeisers rechtspersoon bestuurder commissaris)
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft de bestuurder of commissaris van een rechtspersoon die wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers van de rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld: 1°. voor de intreding van het faillissement, indien dit is gevolgd, of tijdens het faillissement enig goed aan de boedel heeft onttrokken of onttrekt; 2°. voor de intreding van het faillissement, indien dit is gevolgd, buitensporig middelen van de rechtspersoon heeft verbruikt, uitgegeven of vervreemd, dan wel hieraan heeft meegewerkt of daarvoor zijn toestemming heeft gegeven; 3°. voor de intreding van het faillissement, indien dit is gevolgd, of tijdens het faillissement een van de schuldeisers van de rechtspersoon op enige wijze wederrechtelijk heeft bevoordeeld of bevoordeelt.
Uitleg in duidelijke taal
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft de bestuurder of commissaris van een rechtspersoon die wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers van de rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld:
Dit betekent dat een bestuurder of commissaris van een rechtspersoon gestraft kan worden met een gevangenisstraf van maximaal zes jaar of een geldboete van de vijfde categorie. Deze straf kan worden opgelegd indien de bestuurder of commissaris wist (wetende was) dat door zijn handelen een of meer schuldeisers van de rechtspersoon benadeeld zouden worden in hun mogelijkheden om hun vorderingen te verhalen. De specifieke handelingen die tot deze straf leiden, worden hierna genoemd:
1°. voor de intreding van het faillissement, indien dit is gevolgd, of tijdens het faillissement enig goed aan de boedel heeft onttrokken of onttrekt;
Dit specificeert een van de strafbare handelingen: de bestuurder of commissaris heeft, voordat het faillissement is ingetreden (en het faillissement daadwerkelijk is gevolgd) of terwijl het faillissement al loopt, enig goed (een bezitting) aan de boedel (het geheel van bezittingen en schulden van de failliete rechtspersoon) onttrokken (weggenomen) of is bezig dit te onttrekken.
2°. voor de intreding van het faillissement, indien dit is gevolgd, buitensporig middelen van de rechtspersoon heeft verbruikt, uitgegeven of vervreemd, dan wel hieraan heeft meegewerkt of daarvoor zijn toestemming heeft gegeven;
Dit beschrijft een andere strafbare handeling: de bestuurder of commissaris heeft, voordat het faillissement is ingetreden (en het faillissement daadwerkelijk is gevolgd), op een buitensporige manier middelen (geld of goederen) van de rechtspersoon verbruikt, uitgegeven of vervreemd (verkocht, geschonken of op andere wijze overgedragen). Het is ook strafbaar als de bestuurder of commissaris hieraan heeft meegewerkt of daarvoor zijn toestemming heeft gegeven.
3°. voor de intreding van het faillissement, indien dit is gevolgd, of tijdens het faillissement een van de schuldeisers van de rechtspersoon op enige wijze wederrechtelijk heeft bevoordeeld of bevoordeelt.
Dit betreft de situatie waarin de bestuurder of commissaris, voordat het faillissement is ingetreden (en het faillissement daadwerkelijk is gevolgd) of terwijl het faillissement al loopt, een of meerdere schuldeisers van de rechtspersoon op enige wijze die onrechtmatig (wederrechtelijk) is, heeft bevoordeeld (een voorkeursbehandeling heeft gegeven) of bevoordeelt.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2010:BI4691
ECLI:NL:HR:2017:641
ECLI:NL:HR:2015:3487
ECLI:NL:HR:2020:128 - Wetswijziging faillissementsfraude: modernisering is geen gewijzigd inzicht strafbaarheid
Een wetswijziging die de delicten van faillissementsfraude moderniseert en herstructureert, zonder de strafwaardigheid van de gedragingen zelf te herzien, levert geen gewijzigd inzicht van de wetgever op. Daarom is de oude, voor de verdachte ongunstigere wet van toepassing (art. 1, tweede lid, Sr).
ECLI:NL:HR:2014:54
ECLI:NL:HR:2017:430 - Bedrieglijke bankbreuk: voorwaardelijk opzet bij ondeugdelijke administratie en dreigend faillissement
Voor een veroordeling voor bedrieglijke bankbreuk door het niet voeren van een deugdelijke administratie is voorwaardelijk opzet op benadeling van schuldeisers voldoende. Dit opzet kan worden afgeleid uit de wetenschap van de bestuurder van zowel de ondeugdelijke administratie als een dreigend faillissement.