Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Misdrijven
Titel XXVI. Benadeling van schuldeisers of rechthebbenden
Artikel 342

Artikel 342 (Strafbare benadeling schuldeisers voor faillissement)

Laatste versie

Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft de bestuurder of commissaris van een rechtspersoon die voor de intreding van het faillissement, indien dit is gevolgd, buitensporig middelen van de rechtspersoon heeft verbruikt, uitgegeven of vervreemd, dan wel hieraan heeft meegewerkt of daarvoor zijn toestemming heeft gegeven, ten gevolge waarvan een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden zijn benadeeld.

Uitleg in duidelijke taal

Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft de bestuurder of commissaris van een rechtspersoon die voor de intreding van het faillissement, indien dit is gevolgd, buitensporig middelen van de rechtspersoon heeft verbruikt, uitgegeven of vervreemd, dan wel hieraan heeft meegewerkt of daarvoor zijn toestemming heeft gegeven, ten gevolge waarvan een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden zijn benadeeld.

Dit artikel bepaalt dat een bestuurder of commissaris van een rechtspersoon gestraft wordt met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vijfde categorie. Dit is het geval indien deze persoon, voor de intreding van het faillissement van de rechtspersoon (en indien dit faillissement is gevolgd), buitensporig middelen van die rechtspersoon heeft verbruikt, uitgegeven of vervreemd. Hetzelfde geldt als de bestuurder of commissaris aan dergelijke handelingen heeft meegewerkt of daarvoor zijn toestemming heeft gegeven. Een cruciale voorwaarde is dat ten gevolge van deze handelingen een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden zijn benadeeld.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:1685 - Uitleg tenlastelegging faillissementsdelicten: ruimte voor de feitenrechter - 7 juli 2014

ECLI:NL:HR:2014:16857 juli 2014Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat de uitleg van een tenlastelegging door het hof, waarin een impliciet subsidiair delict wordt gelezen, niet onbegrijpelijk is. Een minder zwaar delict (art. 342 Sr) kan worden bewezenverklaard uit een tenlastelegging die primair op een zwaarder delict (art. 343 Sr) lijkt te zijn toegesneden.

Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:932 - Hoge Raad - 25 mei 2020

ECLI:NL:HR:2020:93225 mei 2020Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:3471 - Administratieplicht faillissement: Bestuurder moet administratie actief tevoorschijn brengen - 21 maart 2016

ECLI:NL:HR:2016:347121 maart 2016Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

Een bestuurder van een failliete rechtspersoon kan niet volstaan met een algemene verwijzing naar de verblijfplaats van de administratie. Op grond van art. 342 Sr rust op hem de actieve plicht om de administratie 'tevoorschijn te brengen', zodat de curator deze conform art. 92 Fw onder zich kan nemen.

Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:399 - Hoge Raad - 9 maart 2020

ECLI:NL:HR:2020:3999 maart 2020Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:3717 - Specificiteitseisen bij een herzieningsaanvraag op basis van nieuwe gegevens - 21 december 2015

ECLI:NL:HR:2015:371721 december 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een herzieningsaanvraag moet een nauwkeurige omschrijving bevatten van het nieuwe gegeven. Enkel verwijzen naar bijgevoegde bescheiden, zoals een CD-ROM met administratieve gegevens, is onvoldoende om de Hoge Raad in staat te stellen de gegrondheid van de aanvraag adequaat te beoordelen. Dit leidt tot niet-ontvankelijkheid.

Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:978 - Hoge Raad - 1 juni 2020

ECLI:NL:HR:2020:9781 juni 2020Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:840 - Hoge Raad - 17 april 2017

ECLI:NL:HR:2017:84017 april 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2024:4833 - Rechtbank Amsterdam - 24 juli 2024

ECLI:NL:RBAMS:2024:483324 juli 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2017:649 - Hoge Raad - 10 april 2017

ECLI:NL:HR:2017:64910 april 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2017:781 - Art. 80a RO: Klachten over bewijs en medeplegen kennelijk ongegrond - 30 januari 2017

ECLI:NL:HR:2017:78130 januari 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep niet-ontvankelijk op grond van art. 80a RO. De klachten over de toereikendheid van het bewijs voor identificatie en medeplegen bij een winkeldiefstal en een poging woninginbraak leiden klaarblijkelijk niet tot cassatie.

StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht