Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Misdrijven
Titel XVIII. Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid
Artikel 284

Artikel 284 (Dwang, geweld, feitelijkheid, bedreiging geweld, bedreiging smaad)

1. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft:

1°. hij die een ander door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, gericht hetzij tegen die ander hetzij tegen derden, wederrechtelijk dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden; 2°. hij die een ander door bedreiging met smaad of smaadschrift dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden.

2. In het geval onder 2° omschreven wordt het misdrijf niet vervolgd dan op klacht van hem tegen wie het gepleegd is.

Uitleg in duidelijke taal

1. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft:

Dit betekent letterlijk dat de hierna omschreven gedragingen bestraft worden met een gevangenisstraf van maximaal twee jaar of een geldboete van de vierde categorie.

1°. hij die een ander door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, gericht hetzij tegen die ander hetzij tegen derden, wederrechtelijk dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden;

Dit onderdeel specificeert dat gestraft wordt: de persoon die een ander wederrechtelijk dwingt (onrechtmatig dwingt) om iets te doen, iets niet te doen, of iets te dulden (gedogen). Deze dwang moet worden uitgeoefend:

  • door geweld (fysiek geweld) of enige andere feitelijkheid (een andere daadwerkelijke handeling);
  • of door bedreiging met geweld of bedreiging met enige andere feitelijkheid. Deze geweld, feitelijkheid, of bedreiging kan gericht zijn hetzij tegen die ander (de persoon die gedwongen wordt) hetzij tegen derden (andere personen).

2°. hij die een ander door bedreiging met smaad of smaadschrift dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden.

Dit onderdeel specificeert dat eveneens gestraft wordt: de persoon die een ander dwingt om iets te doen, iets niet te doen, of iets te dulden. In dit geval wordt de dwang uitgeoefend door bedreiging met smaad (dreiging met eerroof of laster) of bedreiging met smaadschrift (dreiging met schriftelijke smaad of laster).

2. In het geval onder 2° omschreven wordt het misdrijf niet vervolgd dan op klacht van hem tegen wie het gepleegd is.

Dit lid bepaalt dat voor het misdrijf omschreven onder lid 1, sub 2° (dwang door bedreiging met smaad of smaadschrift), vervolging alleen plaatsvindt op klacht. Dit betekent dat de persoon tegen wie het misdrijf is gepleegd (hem tegen wie het gepleegd is) een formele klacht moet indienen voordat de officier van justitie tot vervolging kan overgaan. Zonder een dergelijke klacht wordt het misdrijf niet vervolgd.