Artikel 266 (Strafbaarheid eenvoudige belediging)
1. Elke opzettelijke belediging die niet het karakter van smaad of smaadschrift draagt, hetzij in het openbaar mondeling of bij geschrift of afbeelding, hetzij iemand, in zijn tegenwoordigheid mondeling of door feitelijkheden, hetzij door een toegezonden of aangeboden geschrift of afbeelding, aangedaan, wordt, als eenvoudige belediging, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
2. Niet als eenvoudige belediging strafbaar zijn gedragingen die ertoe strekken een oordeel te geven over de behartiging van openbare belangen, en die er niet op zijn gericht ook in ander opzicht of zwaarder te grieven dan uit die strekking voortvloeit.
Uitleg in duidelijke taal
1. Elke opzettelijke belediging die niet het karakter van smaad of smaadschrift draagt, hetzij in het openbaar mondeling of bij geschrift of afbeelding, hetzij iemand, in zijn tegenwoordigheid mondeling of door feitelijkheden, hetzij door een toegezonden of aangeboden geschrift of afbeelding, aangedaan, wordt, als eenvoudige belediging, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
- hetzij in het openbaar mondeling of bij geschrift of afbeelding wordt gedaan;
- hetzij iemand, in zijn tegenwoordigheid mondeling of door feitelijkheden, wordt aangedaan;
- hetzij door een toegezonden of aangeboden geschrift of afbeelding wordt aangedaan.
2. Niet als eenvoudige belediging strafbaar zijn gedragingen die ertoe strekken een oordeel te geven over de behartiging van openbare belangen, en die er niet op zijn gericht ook in ander opzicht of zwaarder te grieven dan uit die strekking voortvloeit.
Dit artikelonderdeel stelt dat gedragingen niet als eenvoudige belediging strafbaar zijn wanneer deze gedragingen ertoe strekken een oordeel te geven over de behartiging van openbare belangen. Een bijkomende voorwaarde is dat deze gedragingen er niet op zijn gericht ook in ander opzicht of zwaarder te grieven dan uit die strekking voortvloeit. Dit betekent dat de krenking niet verder mag gaan dan wat noodzakelijk is voor het geven van dat oordeel over openbare belangen.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2018:1934 - Aanhoudingsverzoeken: de spelregels voor onderbouwing, beoordeling en beslissing - 15 oktober 2018
De Hoge Raad zet uiteen hoe aanhoudingsverzoeken ter effectuering van het aanwezigheidsrecht moeten worden beoordeeld. Een rechter moet, na een belangenafweging, uitdrukkelijk en gemotiveerd beslissen op een dergelijk verzoek. Het nalaten hiervan leidt tot nietigheid van de uitspraak.
ECLI:NL:HR:2018:541 - Hoge Raad: 'Racist' in politiek debat niet per se onnodig grievend - 9 april 2018
De Hoge Raad oordeelt dat de kwalificatie 'racist' in de context van een politiek debat niet zonder meer een 'onnodig grievende' belediging is. Een veroordeling vereist een nadere motivering die rekening houdt met de ruime vrijheid van meningsuiting van politici.
ECLI:NL:HR:2001:AB3143 - Hoge Raad - 29 oktober 2001
ECLI:NL:HR:1994:ZC8448 - Hoge Raad - 10 januari 1994
ECLI:NL:PHR:2024:1034 - Parket bij de Hoge Raad - 7 oktober 2024
ECLI:NL:HR:2015:709 - Het Kaolo-arrest: Belediging door straattaal en procesverzuim zonder belangenschade - 23 maart 2015
Het woord 'kaolo' kan worden aangemerkt als beledigend in de zin van art. 266 Sr. Het ontbreken van het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg leidt niet tot nietigheid van het onderzoek als de verdachte daardoor niet in zijn belang is geschaad.
ECLI:NL:HR:2012:BW9978 - Hoge Raad - 2 juli 2012
ECLI:NL:HR:2019:426 - Beledigende brief aan gezagsdrager: wanneer is sprake van toezending? - 25 maart 2019
Een beledigende brief gericht aan de gezagsdrager van een ambtenaar kan onder omstandigheden gelden als 'toegezonden' aan die ambtenaar zelf in de zin van art. 266 Sr. Dit is het geval als men erop kon rekenen dat de ambtenaar de brief onder ogen zou krijgen.