Artikel 205 (Werving vreemde krijgsdienst of gewapende strijd)
1. Hij die, zonder toestemming van de Koning, iemand voor vreemde krijgsdienst of gewapende strijd werft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2. Indien de schuldige een van de strafbare feiten, omschreven in het eerste lid, in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
3. Indien de gewapende strijd waarvoor wordt geworven, het plegen van een terroristisch misdrijf inhoudt, wordt de gevangenisstraf, gesteld op het in het eerste lid omschreven feit, met een derde verhoogd.
Uitleg in duidelijke taal
1. Hij die, zonder toestemming van de Koning, iemand voor vreemde krijgsdienst of gewapende strijd werft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Dit lid bepaalt dat een persoon die, zonder toestemming van de Koning, een ander persoon werft voor vreemde krijgsdienst of gewapende strijd, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of een geldboete van de vijfde categorie.
2. Indien de schuldige een van de strafbare feiten, omschreven in het eerste lid, in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Dit lid stelt dat indien de schuldige een van de strafbare feiten, omschreven in het eerste lid, in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
3. Indien de gewapende strijd waarvoor wordt geworven, het plegen van een terroristisch misdrijf inhoudt, wordt de gevangenisstraf, gesteld op het in het eerste lid omschreven feit, met een derde verhoogd.
Dit lid bepaalt dat indien de gewapende strijd waarvoor wordt geworven, het plegen van een terroristisch misdrijf inhoudt, de gevangenisstraf, die is gesteld op het in het eerste lid omschreven feit, met een derde wordt verhoogd.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2017:575 - LTTE als terroristische organisatie: geen exclusieve werking internationaal humanitair recht
In een niet-internationaal gewapend conflict sluit de toepasselijkheid van internationaal humanitair recht de toepassing van nationaal (commuun) strafrecht, zoals terrorismewetgeving, niet uit. Deelneming aan de LTTE kan daarom worden vervolgd als deelneming aan een terroristische organisatie onder de Nederlandse strafwet.
ECLI:NL:HR:2011:BP7585
ECLI:NL:HR:2023:819 - Werven voor de jihad: geleidelijke beïnvloeding is al voldoende
Voor 'werven voor de gewapende strijd' (art. 205 Sr) is de gedraging van de werver doorslaggevend. Een geleidelijk proces van beïnvloeding, het tonen van propagandamateriaal en aanmoedigen is voldoende. Het resultaat of de perceptie van de geworvene is niet van belang.
ECLI:NL:HR:2018:897 - Werven voor gewapende strijd: de grens tussen strijder en ondersteuner
De Hoge Raad oordeelt dat 'werven voor gewapende strijd' (art. 205 Sr) een rechtstreekse inzet in de strijd vereist. Het werven voor ondersteunende taken, zoals het voeren van het huishouden voor een strijder, valt hier niet zonder meer onder.
ECLI:NL:HR:2017:576 - LTTE en Terrorisme: Geen Combattantenimmuniteit in Niet-Internationaal Gewapend Conflict
De Hoge Raad oordeelt dat leden van een gewapende groepering in een niet-internationaal gewapend conflict, zoals de LTTE in Sri Lanka, geen combattantenimmuniteit genieten en vervolgd kunnen worden voor terrorisme onder Nederlands strafrecht, ook wanneer handelingen plaatsvinden in het kader van dat conflict.
ECLI:NL:HR:2019:832
ECLI:NL:HR:2017:577 - LTTE-zaak: Geen combattantenimmuniteit in niet-internationaal gewapend conflict
Deelnemers aan een niet-internationaal gewapend conflict, zoals de LTTE in Sri Lanka, genieten geen combattantenimmuniteit. Handelingen gepleegd in dit conflict kunnen daarom worden vervolgd onder de Nederlandse commune strafwetgeving, inclusief de terrorismewetgeving, naast het humanitair oorlogsrecht.