Terug naar bibliotheek
Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014Artikel 2

Artikel 2

Laatste versie

1. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 2 bis, tweede en derde lid, artikel 4, eerste lid, artikel 5, eerste lid, artikel 5 bis, eerste lid, artikel 5 ter, eerste lid, artikel 6, eerste lid, artikel 6 bis, eerste lid en lid 1 bis, artikel 6 ter, artikel 6 sexies, eerste lid en lid 1 bis, artikel 7, eerste lid, en artikel 8 van Verordening (EU) nr. 269/2014 (verordening) is de Minister van Financiën voor zover het betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van tegoeden of informatie van financiële aard, met dien verstande dat instellingen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder a, c, e tot en met j en, voor zover het een bank of elektronischgeldinstelling betreft die cryptoactivadiensten aanbiedt, l, van de Sanctiewet 1977 de informatie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 269/2014 (verordening) verstrekken aan De Nederlandsche Bank en instellingen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder b, d, k en, voor zover het een andere instelling betreft dan een bank of elektronischgeldinstelling die cryptoactivadiensten aanbiedt, l, van de Sanctiewet 1977 de informatie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 269/2014 (verordening) verstrekken aan de Autoriteit Financiële Markten. De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten zijn ten behoeve van de uitvoering van voornoemd artikel 8 bevoegd de ontvangen informatie aan de Minister van Financiën te verstrekken.

2. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 2 bis, tweede en derde lid, artikel 4, eerste lid, artikel 5, eerste lid, artikel 5 bis, eerste lid, artikel 5 ter, eerste lid, artikel 6, eerste lid, artikel 6 ter, artikel 6 quinquies, eerste lid, artikel 6 sexies, eerste lid, en lid 1 bis, en artikel 8, van Verordening (EU) nr. 269/2014, is de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister van Economische Zaken en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor zover het betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van economische middelen of informatie anders dan van financiële aard en elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken.

2a. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 269/2014, is de Minister van Financiën voor zover het betreft tegoeden, de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening voor zover het betreft vastgoed, inclusief bedrijfspanden, de Minister van Economische Zaken voor zover het betreft niet-beursgenoteerde ondernemingen, de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor zover het betreft kunst- en cultuurobjecten en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat voor zover het betreft vaar- en vliegtuigen.

3. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 2, derde tot en met achtste lid, artikel 2 bis, lid 1 bis bis, en derde tot en met achtste lid, artikel 2 ter, artikel 2 quinquies, eerste lid, artikel 3, vijfde en zesde lid, artikel 3 ter, vierde lid, artikel 3 septies, vierde lid, artikel 3 nonies, lid 4 bis, artikel 3 decies, lid 3 bis bis, lid 3 bis ter, lid 3 sexies, lid 3 quater sexies, artikel 3 duodecies, vijfde lid, lid 5 bis, lid 5 bis bis, lid 5 ter, lid 5 quater, lid 5 quinquies, lid 5 sexies, lid 5 septies, lid 5 octies, lid 5 nonies, lid 5 decies en zesde lid, artikel 3 quaterdecies bis, eerste lid, artikel 3 octodecies, tweede tot en met vijfde lid, artikel 4, lid 2 ter en derde lid, artikel 3 novodecies, zevende lid, artikel 5 quindecies, lid 9 quater, artikel 12 octies, lid 2 ter en vierde lid, en artikel 12 octies bis, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Buitenlandse Zaken voor zover het betreft een goederentransactie, een transactie met betrekking tot technische bijstand of tussenhandeldiensten, informatie of kennisgevingen over deze onderwerpen.

3a. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 2, vierde lid, vijfde lid, zesde lid, zevende lid, achtste lid, artikel 2 bis, vierde lid, vijfde lid, zesde lid, zevende lid, achtste lid, en artikel 3 quater, lid 6 a, lid 6 ter, 6 quater, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor zover het betreft technische bijstand in het kader van de in de bij deze regeling behorende bijlage vermelde gebieden van onderwijs en onderzoek.

4. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 2, derde tot en met achtste lid, artikel 2 bis, derde lid, vierde lid en vijfde tot en met achtste lid, artikel 2 ter, artikel 2 quinquies, eerste lid, artikel 2 sexies, lid 2 bis en vierde lid artikel 3, vijfde en zesde lid, artikel 3 ter, vierde lid, artikel 3 septies, vierde lid, artikel 3 nonies, lid 4 bis, artikel 3 decies, lid 3 quater sexies, lid 3 sexies, artikel 3 duodecies, vijfde lid, lid 5 bis, lid 5 bis bis, lid 5 ter, lid 5 quinquies, lid 5 sexies, lid 5 nonies en zesde lid, artikel 4, lid 2 ter en derde lid, artikel 4, vierde lid juncto artikel 3, artikel 5, zesde en zevende lid, artikel 5 bis, tweede en derde lid, artikel 5 bis quater, zevende lid, artikel 5 quater, eerste lid, en artikel 5 quinquies, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Financiën voor zover het betreft financieringen, financiële bijstand, financiële diensten of transacties en informatie of kennisgevingen over deze onderwerpen. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5 bis, lid 4 bis tot en met lid 4 quinquies, en vijfde lid, en artikel 5 octies van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Financiën, met dien verstande dat de kredietinstellingen de informatie, bedoeld in artikel 5 bis, lid 4 bis tot en met lid 4 quinquies, en artikel 5 octies, onder a, a bis en b, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), verstrekken aan De Nederlandsche Bank. De Nederlandsche Bank is ten behoeve van de uitvoering van voornoemd artikel 5 bis en artikel 5 octies bevoegd de ontvangen informatie aan de Minister van Financiën te verstrekken. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5 bis, elfde lid, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Financiën.

5. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 2, zevende lid, van Besluit nr. 2014/512/GBVB is de Minister van Buitenlandse Zaken.

6. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3 quater, zesde lid, lid 6 bis, lid 6 ter, lid 6 quinquies en lid 6 sexies, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Financiën, of de Minister van Economische Zaken, elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3 quater, lid 6 quater, en lid 6 septies, artikel 5 bis octies, tweede lid, artikel 5 nonies, lid 1 ter, en artikel 11, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Buitenlandse Zaken of de Minister van Financiën, elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3 quinquies, lid 1 bis, derde lid, lid 3 bis en vijfde lid, artikel 3 sexies bis, vijfde lid, lid 5 bis, lid 5 ter en lid 5 quater, artikel 3 sexies ter, eerste en tweede lid, en vierde tot en met zesde lid, artikel 3 sexies quater, eerste lid en derde tot en met vijfde lid, en artikel 3 terdecies, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5 bis sexies, vijfde lid, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Buitenlandse Zaken in samenwerking met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3 terdecies, lid 1 quinquies, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie.

7. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3 bis, derde lid, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Klimaat en Groene Groei of de Minister van Financiën, elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3 bis, lid 3 bis en lid 3 ter, en artikel 3 duovicies, vijfde lid, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Klimaat en Groene Groei. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3 octies, zevende lid, en in artikel 3 decies, lid 3 quater en lid 3 septies, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Klimaat en Groene Groei, de Minister van Financiën of de Minister van Buitenlandse Zaken, elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3 quaterdecies, elfde lid, artikel 3 quindecies, lid 6 bis, en twaalfde lid, en artikel 3 novodecies, derde, vierde en vijfde lid, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Klimaat en Groene Groei. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3 quindecies, negende lid, en artikel 5 nonies, lid 1 quater, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Financiën of de Minister van Buitenlandse Zaken, elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5 bis bis, lid 1 quater en lid 2 septies, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Economische Zaken. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5 bis bis, lid 3 bis, en artikel 5 bis octies, derde lid, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Economische Zaken, de Minister van Financiën of de Minister van Buitenlandse Zaken, elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3 duovicies, zesde lid, en artikel 5 bis bis, lid 1 quinquies en lid 1 sexies, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Klimaat en Groene Groei of de Minister van Economische Zaken, elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5 bis septies, derde lid, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Economische Zaken, de Minister van Klimaat en Groene Groei of de Minister van Financiën, elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5 bis septies, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Economische Zaken of de Minister van Klimaat en Groene Groei, elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5 septdecies, derde lid, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Klimaat en Groene Groei.

8. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3 nonies, vierde lid, artikel 3 sexdecies, zevende lid, en artikel 3 septdecies, zevende lid, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

9. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5 duodecies, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Economische Zaken, de Minister van Klimaat en Groene Groei, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister van de Minister van Buitenlandse Zaken, de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat of de Minister van Buitenlandse Zaken, elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken.

10. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5 quaterdecies, vijfde en zesde lid, en artikel 5 quindecies, lid 9 ter en tiende lid, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Financiën, de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Economische Zaken, de Minister van Klimaat en Groene Groei of de Minister van Buitenlandse Zaken, elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5 quindecies, lid 9 bis, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Buitenlandse Zaken of de Minister van Economische Zaken, elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5 octodecies, eerste, tweede en vierde lid, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Financiën of de Minister van Buitenlandse Zaken, elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken.

11. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 12 ter, eerste lid, lid 1 bis en tweede lid, artikel 12 quater, eerste lid, en artikel 12 septies, vijfde lid, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Buitenlandse Zaken. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 12 ter, lid 2 bis, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Economische Zaken, de Minister van Financiën of de Minister van Buitenlandse Zaken, elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 12 ter, lid 2 ter, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Economische Zaken of de Minister van Financiën, elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken.

12. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5 unvicies, derde lid, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening), is de Minister van Buitenlandse Zaken voor zover het betreft entiteiten als bedoeld in artikel 5 unvicies, tweede lid, onder c en d, van Verordening (EU) nr. 833/2014 (verordening).