Artikel 826 (Verval kracht voorlopige voorzieningen scheiding)
1. De voorlopige voorzieningen verliezen hun kracht zodra een beschikking waarbij de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed is uitgesproken, wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand onderscheidenlijk het huwelijksgoederenregister, aangewezen in artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of zodra de mogelijkheid daartoe vervalt, met dien verstande dat:
a. de voorlopige voorziening bedoeld in artikel 822, eerste lid, onderdeel a, haar kracht behoudt totdat de beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 266 lid 5 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, indien dit verzoek is gedaan, in kracht van gewijsde gaat; b. indien een verzoek tot voorziening in het gezag is gedaan of door de rechter ambtshalve in het gezag wordt voorzien, de voorlopige voorzieningen die op de kinderen betrekking hebben, hun kracht behouden totdat het gezag overeenkomstig artikel 253p van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is begonnen; c. de voorlopige voorziening bedoeld in artikel 822, eerste lid, onderdeel e, haar kracht behoudt totdat de beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 156 van het Eerste Boek van het Burgerlijk Wetboek, indien dit verzoek is gedaan, in kracht van gewijsde gaat.
2. De voorlopige voorzieningen verliezen eveneens hun kracht zodra een verzoek tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed wordt ingetrokken, alsmede zodra een beschikking waarbij een verzoek tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed wordt afgewezen, in kracht van gewijsde gaat.
Uitleg in duidelijke taal
1. De voorlopige voorzieningen verliezen hun kracht zodra een beschikking waarbij de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed is uitgesproken, wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand onderscheidenlijk het huwelijksgoederenregister, aangewezen in artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of zodra de mogelijkheid daartoe vervalt, met dien verstande dat:
Dit lid bepaalt dat voorlopige voorzieningen hun geldigheid (kracht) verliezen op het moment dat een beslissing (beschikking) waarin de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed is vastgesteld, officieel wordt geregistreerd (ingeschreven) in de registers van de burgerlijke stand of in het huwelijksgoederenregister. Dit huwelijksgoederenregister is specifiek genoemd in artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. De voorzieningen verliezen ook hun kracht zodra de mogelijkheid tot inschrijving vervalt. Hierbij geldt echter een aantal uitzonderingen (met dien verstande dat):
a. de voorlopige voorziening bedoeld in artikel 822, eerste lid, onderdeel a, haar kracht behoudt totdat de beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 266 lid 5 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, indien dit verzoek is gedaan, in kracht van gewijsde gaat;
Dit betekent dat de specifieke voorlopige voorziening die genoemd wordt in artikel 822, eerste lid, onderdeel a (betreffende het gebruik van de echtelijke woning en de zaken die daarbij horen), geldig blijft (haar kracht behoudt) totdat de rechterlijke beslissing over een verzoek zoals omschreven in artikel 266 lid 5 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (over het voortgezet gebruik van de huurwoning) onherroepelijk is geworden (in kracht van gewijsde gaat). Dit geldt alleen als een dergelijk verzoek daadwerkelijk is ingediend.
b. indien een verzoek tot voorziening in het gezag is gedaan of door de rechter ambtshalve in het gezag wordt voorzien, de voorlopige voorzieningen die op de kinderen betrekking hebben, hun kracht behouden totdat het gezag overeenkomstig artikel 253p van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is begonnen;
Dit houdt in dat als er een verzoek is ingediend voor een regeling van het gezag over de kinderen, of als de rechter zelfstandig (ambtshalve) een beslissing neemt over het gezag, de voorlopige voorzieningen die specifiek op de kinderen zien, geldig blijven (hun kracht behouden). Deze blijven van kracht totdat de definitieve gezagsregeling, zoals bepaald in artikel 253p van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, daadwerkelijk ingaat (is begonnen).
c. de voorlopige voorziening bedoeld in artikel 822, eerste lid, onderdeel e, haar kracht behoudt totdat de beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 156 van het Eerste Boek van het Burgerlijk Wetboek, indien dit verzoek is gedaan, in kracht van gewijsde gaat.
Dit betekent dat de voorlopige voorziening genoemd in artikel 822, eerste lid, onderdeel e (betreffende een bijdrage in het levensonderhoud), geldig blijft (haar kracht behoudt) totdat de rechterlijke beslissing over een verzoek zoals omschreven in artikel 156 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (over partneralimentatie) onherroepelijk is geworden (in kracht van gewijsde gaat). Dit geldt alleen als een dergelijk verzoek daadwerkelijk is ingediend.
2. De voorlopige voorzieningen verliezen eveneens hun kracht zodra een verzoek tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed wordt ingetrokken, alsmede zodra een beschikking waarbij een verzoek tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed wordt afgewezen, in kracht van gewijsde gaat.
Dit lid stelt dat voorlopige voorzieningen ook hun geldigheid (kracht) verliezen op het moment dat een verzoek om echtscheiding of scheiding van tafel en bed wordt teruggenomen (ingetrokken). Daarnaast verliezen ze hun kracht zodra een rechterlijke beslissing (beschikking) waarbij een verzoek tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed wordt geweigerd (afgewezen), onherroepelijk is geworden (in kracht van gewijsde gaat).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2014:3533
ECLI:NL:HR:2018:1414 - Voorlopige voorzieningen in scheidingszaken: art. 821-826 Rv is uitputtend
De bijzondere regeling voor voorlopige voorzieningen in scheidingsprocedures (art. 821-826 Rv) is uitputtend. Er is daarom geen ruimte om via de algemene regeling van art. 223 Rv een voorlopige voorziening te vragen die onder het bereik van de bijzondere regeling valt.