Artikel 816 (Procedure eenzijdig verzoek echtscheiding)
1. Betreft het een verzoek van één der echtgenoten, dan doet de verzoeker binnen veertien dagen na de indiening van het verzoekschrift een afschrift daarvan betekenen aan de andere echtgenoot. Uiterlijk op een in het exploit vermeld tijdstip kan de andere echtgenoot hetzij een verweerschrift indienen, hetzij om uitstel te dier zake verzoeken. Het exploit vermeldt dat een en ander slechts kan geschieden door een advocaat. Het originele exploit moet ter griffie worden ingediend.
2. Het tijdstip dat ingevolge lid 1 in het exploit moet worden vermeld, wordt bepaald met inachtneming van een termijn van ten minste zes weken, te rekenen vanaf de dag van de betekening. Heeft de andere echtgenoot geen bekende woonplaats in Nederland, dan bedraagt deze termijn ten minste drie maanden.
3. Indien het bepaalde in lid 1 of lid 2 niet in acht is genomen, of indien het exploit anderszins lijdt aan een gebrek, zijn de artikelen 120 en 121 van overeenkomstige toepassing.
4. Indien de andere echtgenoot tijdig om uitstel heeft verzocht, alsmede indien een ingediend verweerschrift een zelfstandig verzoek bevat, bepaalt de rechter een termijn waarbinnen de andere echtgenoot respectievelijk de echtgenoot die het oorspronkelijke verzoekschrift heeft ingediend, een verweerschrift kan indienen.
5. Op eensluidend verzoek van de echtgenoten verlengt de rechter de termijn bedoeld in lid 4, tenzij dit leidt tot onredelijke vertraging van het geding. Hij kan deze termijn ook verlengen op verzoek van een der echtgenoten of ambtshalve.
Uitleg in duidelijke taal
1. Betreft het een verzoek van één der echtgenoten, dan doet de verzoeker binnen veertien dagen na de indiening van het verzoekschrift een afschrift daarvan betekenen aan de andere echtgenoot. Uiterlijk op een in het exploit vermeld tijdstip kan de andere echtgenoot hetzij een verweerschrift indienen, hetzij om uitstel te dier zake verzoeken. Het exploit vermeldt dat een en ander slechts kan geschieden door een advocaat. Het originele exploit moet ter griffie worden ingediend.
Dit lid bepaalt dat indien het een verzoek van één van de echtgenoten betreft, de verzoeker binnen veertien dagen nadat het verzoekschrift is ingediend, een afschrift van dit verzoekschrift officieel moet laten overhandigen (betekenen) aan de andere echtgenoot. De andere echtgenoot kan uiterlijk op het tijdstip dat in het officiële document van betekening (exploit) staat vermeld, ofwel een verweerschrift indienen, ofwel verzoeken om uitstel voor het indienen van het verweerschrift (uitstel te dier zake). In het exploit moet worden vermeld dat zowel het indienen van een verweerschrift als het verzoeken om uitstel alleen door een advocaat kan gebeuren. Het originele exploit moet bij de administratie van de rechtbank (griffie) worden ingediend.
2. Het tijdstip dat ingevolge lid 1 in het exploit moet worden vermeld, wordt bepaald met inachtneming van een termijn van ten minste zes weken, te rekenen vanaf de dag van de betekening. Heeft de andere echtgenoot geen bekende woonplaats in Nederland, dan bedraagt deze termijn ten minste drie maanden.
Dit lid stelt dat het tijdstip dat op grond van (ingevolge) lid 1 in het exploit moet worden genoemd, wordt vastgesteld waarbij rekening wordt gehouden met (met inachtneming van) een periode (termijn) van minimaal zes weken. Deze periode begint te lopen (te rekenen) vanaf de dag dat het verzoekschrift officieel is overhandigd (betekening). Indien de andere echtgenoot geen bekende woonplaats in Nederland heeft, dan is deze termijn minimaal drie maanden.
3. Indien het bepaalde in lid 1 of lid 2 niet in acht is genomen, of indien het exploit anderszins lijdt aan een gebrek, zijn de artikelen 120 en 121 van overeenkomstige toepassing.
Dit lid geeft aan dat als de regels die in lid 1 of lid 2 zijn vastgelegd (het bepaalde) niet zijn nageleefd (niet in acht is genomen), of als het exploit op een andere manier een fout of onvolkomenheid (gebrek) vertoont (lijdt aan een gebrek), de artikelen 120 en 121 (van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, die gaan over de gevolgen van gebreken in dagvaardingen) op een vergelijkbare manier (van overeenkomstige toepassing) gelden.
4. Indien de andere echtgenoot tijdig om uitstel heeft verzocht, alsmede indien een ingediend verweerschrift een zelfstandig verzoek bevat, bepaalt de rechter een termijn waarbinnen de andere echtgenoot respectievelijk de echtgenoot die het oorspronkelijke verzoekschrift heeft ingediend, een verweerschrift kan indienen.
Dit lid regelt dat wanneer de andere echtgenoot op tijd (tijdig) om uitstel heeft gevraagd, en ook (alsmede) wanneer een ingediend verweerschrift een eigen, afzonderlijk verzoek (zelfstandig verzoek) omvat, de rechter een periode (termijn) vaststelt. Binnen deze termijn kan de andere echtgenoot (in het geval van het uitstelverzoek) of de echtgenoot die het oorspronkelijke verzoekschrift heeft ingediend (indien het verweerschrift een zelfstandig verzoek bevat), een verweerschrift indienen.
5. Op eensluidend verzoek van de echtgenoten verlengt de rechter de termijn bedoeld in lid 4, tenzij dit leidt tot onredelijke vertraging van het geding. Hij kan deze termijn ook verlengen op verzoek van een der echtgenoten of ambtshalve.
Dit lid bepaalt dat de rechter de in lid 4 genoemde termijn verlengt, als beide echtgenoten hier gezamenlijk en met dezelfde inhoud (op eensluidend verzoek) om vragen. Dit gebeurt echter niet als de verlenging leidt tot een onacceptabele (onredelijke) vertraging van de juridische procedure (geding). De rechter heeft ook de bevoegdheid om deze termijn te verlengen op verzoek van één van de echtgenoten, of uit eigen beweging (ambtshalve).