Terug naar bibliotheek
Derde Boek. Van rechtspleging van onderscheiden aard
Zesde Titel. Rechtspleging in zaken betreffende het personen- en familierecht
Eerste afdeling. Rechtspleging in andere zaken dan scheidingszaken
Artikel 806

Artikel 806 (Hoger beroepstermijnen beschikkingen personen- en familierecht)

Laatste versie

1. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid van artikel 358 kan van een beschikking hoger beroep worden ingesteld:

a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak; b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.

2. Op de procedure in hoger beroep zijn de artikelen 799 tot en met 805, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid van artikel 358 kan van een beschikking hoger beroep worden ingesteld:

Dit betekent dat, anders dan wat is vastgelegd in artikel 358, tweede lid, het mogelijk is om tegen een rechterlijke beslissing (beschikking) in hoger beroep te gaan onder de volgende voorwaarden:

a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;

Dit houdt in dat de persoon die het oorspronkelijke verzoek heeft ingediend (de verzoeker) en de personen die een kopie (afschrift) van de beschikking hebben gekregen (verstrekt of verzonden), de mogelijkheid hebben om hoger beroep in te stellen. Dit moet gebeuren binnen een periode van drie maanden, te rekenen vanaf de dag dat de rechterlijke uitspraak is gedaan.

b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.

Dit betekent dat andere personen die een direct en rechtstreeks belang hebben bij de zaak (belanghebbenden), ook hoger beroep kunnen aantekenen. Zij dienen dit te doen binnen een termijn van drie maanden nadat de beschikking officieel aan hen is medegedeeld (betekening) of nadat zij op een andere manier kennis hebben genomen van de inhoud van de beschikking.

2. Op de procedure in hoger beroep zijn de artikelen 799 tot en met 805, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

Dit stelt dat de regels en procedures die gevolgd moeten worden bij een hoger beroep, zoals beschreven in de artikelen 799 tot en met 805, eerste lid, ook op deze hoger beroepsprocedure van toepassing zijn (van overeenkomstige toepassing).

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad82x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:2665 - Ouder zonder gezag geen belanghebbende bij procedure ondertoezichtstelling - 11 september 2014

ECLI:NL:HR:2014:266511 september 2014Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat een ouder zonder gezag geen belanghebbende is in de zin van art. 798 lid 1 Rv bij een (verlengings)procedure voor ondertoezichtstelling. Deze maatregel raakt namelijk niet rechtstreeks diens rechten en verplichtingen, maar die van de met het gezag belaste ouder.

Hoge Raad56x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:463 - Positie andere ouder bij beëindiging gezag: belanghebbende met volledig appelrecht - 29 maart 2018

ECLI:NL:HR:2018:46329 maart 2018Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak

In een procedure over beëindiging van gezamenlijk gezag is de ouder die niet zelf in hoger beroep gaat, toch belanghebbende. Op grond van art. 8 EVRM heeft deze ouder het recht om via incidenteel of principaal appel op te komen tegen de beëindiging van ieders gezag.

Civiel RechtPersonen en Familierecht, Burgerlijk Procesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad54x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2003:AN8489 - Hoge Raad - 27 november 2003

ECLI:NL:HR:2003:AN848927 november 2003Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad14x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:160 - Belanghebbenden bij machtiging bewindvoerder: zonen niet-ontvankelijk bij wijziging huwelijksvoorwaarden - 23 januari 2014

ECLI:NL:HR:2014:16023 januari 2014Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

Een machtigingsprocedure ex art. 1:441 lid 2 BW is geen 'zaak van onderbewindstelling' als bedoeld in art. 798 lid 2 Rv. Kinderen zijn geen belanghebbenden wier rechten rechtstreeks worden geraakt (art. 798 lid 1 Rv) en kunnen geen rechtsmiddel instellen, ook niet bij ingrijpende vermogensrechtelijke handelingen.

Hoge Raad16x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:2225 - Berekening appeltermijn van drie maanden: de dag van uitspraak telt niet mee - 31 augustus 2017

ECLI:NL:HR:2017:222531 augustus 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad verduidelijkt de berekening van de beroepstermijn van drie maanden in het burgerlijk procesrecht. De termijn begint te lopen op de dag ná de uitspraak en eindigt in beginsel op de dag met hetzelfde nummer, drie maanden later, behoudens de Algemene termijnenwet.

Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:1409 - Minderjarige kan zelf verzoeken om gezagswijziging en bijzondere curator - 28 mei 2015

ECLI:NL:HR:2015:140928 mei 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Minderjarigen kunnen zelf de rechter verzoeken om benoeming van een bijzondere curator, wijziging van gezag of een omgangsregeling. Tegen afwijzing kunnen zij in hoger beroep, maar voor gezags- en omgangszaken moeten zij daarbij worden vertegenwoordigd door een wettelijk vertegenwoordiger of bijzondere curator.

Hoge Raad11x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:BZ3641 - Belanghebbende bij ontkenning vaderschap: zuster niet rechtstreeks betrokken - 16 mei 2013

ECLI:NL:HR:2013:BZ364116 mei 2013Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

In een procedure tot ontkenning van het vaderschap (art. 1:200 BW) wordt een zuster niet aangemerkt als belanghebbende in de zin van art. 798 Rv. Een afgeleid financieel of erfrechtelijk belang, zoals de mogelijke herverdeling van een nalatenschap, is onvoldoende om een rechtstreekse betrokkenheid aan te nemen.

Civiel RechtPersonen en Familierecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2024:1079 - Gecertificeerde instelling geen belanghebbende bij gezagswijziging onder toezicht - 11 juli 2024

ECLI:NL:HR:2024:107911 juli 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

In een procedure over het beëindigen van gezamenlijk gezag (art. 1:253n BW) over een onder toezicht gesteld kind, is de gecertificeerde instelling geen belanghebbende (art. 798 lid 1 Rv). De beslissing raakt weliswaar de taakuitoefening, maar heeft geen rechtstreekse invloed op haar wettelijke rechten of verplichtingen.

Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:321 - Informele rechtsingang minderjarige ex art. 1:377g BW ook in hoger beroep - 20 februari 2020

ECLI:NL:HR:2020:32120 februari 2020Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een minderjarige kan in een door een ouder gestart hoger beroep een informeel verzoek doen op grond van art. 1:377g BW. Dit geeft het hof de bevoegdheid om de omgangsregeling ambtshalve in volle omvang te beoordelen, buiten de grenzen van het ingestelde hoger beroep.

Civiel RechtPersonen en Familierecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2024:1667 - Afwijzing belanghebbende-verzoek is een voor hoger beroep vatbare eindbeschikking - 14 november 2024

ECLI:NL:HR:2024:166714 november 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De afwijzing van een verzoek om als belanghebbende te worden aangemerkt in een jeugdbeschermingszaak is een voor hoger beroep vatbare eindbeschikking, ook als de beslissing de vorm van een e-mail heeft en niet door de rechter is ondertekend. Vormvereisten zijn ondergeschikt aan de rechtsbescherming.

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Personen en Familierecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten