Artikel 800 (Oproeping belanghebbenden spoedmaatregelen minderjarigen)
1. Tenzij de rechter aanstonds een beschikking geeft waarbij hij zich onbevoegd verklaart of het verzoek toewijst, wordt aan de belanghebbenden, voorzover hun woonplaats bekend is, een afschrift van het verzoekschrift en van de daarbij behorende bescheiden toegezonden en worden de belanghebbenden opgeroepen voor de behandeling. Is de woonplaats niet bekend, dan wordt bij de oproeping het verzoek kort aangeduid.
2. Voorts kan de rechter bevelen dat degenen wier verklaring in verband met de beoordeling van het verzoek van betekenis kan zijn, worden opgeroepen om ter terechtzitting te verschijnen.
3. De beschikkingen tot voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige en tot machtiging van de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet om een minderjarige uit huis te plaatsen, een beschikking met betrekking tot de voorlopige voogdij alsmede een beschikking als bedoeld in artikel 265i, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek kunnen alleen dan aanstonds worden gegeven, indien de behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige. Deze beschikkingen verliezen haar kracht na verloop van twee weken, tenzij de belanghebbenden binnen deze termijn in de gelegenheid zijn gesteld hun mening kenbaar te maken.
Uitleg in duidelijke taal
1. Tenzij de rechter aanstonds een beschikking geeft waarbij hij zich onbevoegd verklaart of het verzoek toewijst, wordt aan de belanghebbenden, voorzover hun woonplaats bekend is, een afschrift van het verzoekschrift en van de daarbij behorende bescheiden toegezonden en worden de belanghebbenden opgeroepen voor de behandeling. Is de woonplaats niet bekend, dan wordt bij de oproeping het verzoek kort aangeduid.
Dit betekent letterlijk: Behalve als de rechter direct (aanstonds) een beslissing (beschikking) neemt waarin hij vaststelt dat hij niet bevoegd is om de zaak te behandelen (zich onbevoegd verklaart) of het verzoek goedkeurt (toewijst), gebeurt het volgende: aan de personen die een direct belang hebben bij de zaak (de belanghebbenden) wordt, als hun woonplaats bekend is, een kopie (afschrift) van het schriftelijke verzoek aan de rechter (verzoekschrift) en de bijbehorende documenten (bescheiden) gestuurd (toegezonden). Daarnaast worden deze belanghebbenden uitgenodigd (opgeroepen) voor de zitting (behandeling) waar de zaak wordt besproken. Als de woonplaats van een belanghebbende niet bekend is, wordt bij de oproeping het verzoek kort omschreven (kort aangeduid).
2. Voorts kan de rechter bevelen dat degenen wier verklaring in verband met de beoordeling van het verzoek van betekenis kan zijn, worden opgeroepen om ter terechtzitting te verschijnen.
Dit betekent letterlijk: Bovendien (voorts) kan de rechter de opdracht geven (bevelen) dat die personen (degenen wier verklaring) van wie de verklaring belangrijk (van betekenis) kan zijn voor de beoordeling van het verzoek, worden uitgenodigd (opgeroepen) om op de zitting (ter terechtzitting) aanwezig te zijn (te verschijnen).
3. De beschikkingen tot voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige en tot machtiging van de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet om een minderjarige uit huis te plaatsen, een beschikking met betrekking tot de voorlopige voogdij alsmede een beschikking als bedoeld in artikel 265i, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek kunnen alleen dan aanstonds worden gegeven, indien de behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige. Deze beschikkingen verliezen haar kracht na verloop van twee weken, tenzij de belanghebbenden binnen deze termijn in de gelegenheid zijn gesteld hun mening kenbaar te maken.
Dit betekent letterlijk: De beslissingen (beschikkingen) van de rechter die strekken tot een voorlopige ondertoezichtstelling van een persoon jonger dan 18 jaar (minderjarige), en de beslissingen tot het verlenen van toestemming (machtiging) aan de gecertificeerde instelling (zoals gedefinieerd in artikel 1.1 van de Jeugdwet) om een minderjarige uit zijn of haar thuissituatie te halen (uit huis te plaatsen), een beslissing betreffende de voorlopige voogdij, en ook een beslissing zoals bedoeld in artikel 265i, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, kunnen alleen direct (aanstonds) worden genomen als het afwachten van de zitting (behandeling) een onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige zou opleveren. Deze direct genomen beslissingen (beschikkingen) zijn niet langer geldig (verliezen haar kracht) na een periode van twee weken, behalve als (tenzij) de belanghebbenden binnen die twee weken de kans (in de gelegenheid zijn gesteld) hebben gekregen om hun standpunt (mening) te uiten (kenbaar te maken).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2018:2321 - Bevoegdheid GI bij contactbeperking: art. 1:265f versus 1:265g BW
De Hoge Raad oordeelt dat een gecertificeerde instelling (GI) niet langer op basis van een schriftelijke aanwijzing contact mag beperken buiten een uithuisplaatsing. Hiervoor moet de GI zich wenden tot de rechter via art. 1:265g BW, dat ruimere rechtsbescherming biedt.
ECLI:NL:HR:2018:488 - Ouder zonder gezag niet altijd belanghebbende bij gezagsbeëindiging
Een ouder zonder gezag is in beginsel geen belanghebbende bij de beëindiging van het gezag van de andere ouder. De rechter moet wel toetsen of de beslissing de rechten van de niet-gezaghebbende ouder, met name het 'family life' (art. 8 EVRM), rechtstreeks raakt.