Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Artikel 611g (Verjaring en schorsing dwangsom)
1. Een dwangsom verjaart door verloop van zes maanden na de dag waarop zij verbeurd is.
2. De verjaring wordt geschorst door faillissement, toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen en ieder ander wettelijk beletsel voor tenuitvoerlegging van de dwangsom.
3. De verjaring wordt ook geschorst zolang degene die de veroordeling verkreeg met het verbeuren van de dwangsom redelijkerwijze niet bekend kon zijn.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een dwangsom verjaart door verloop van zes maanden na de dag waarop zij verbeurd is.
Dit betekent dat een dwangsom niet langer kan worden opgeëist na het verstrijken van een periode van zes maanden, gerekend vanaf de dag waarop de dwangsom verschuldigd is geworden (verbeurd is).
2. De verjaring wordt geschorst door faillissement, toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen en ieder ander wettelijk beletsel voor tenuitvoerlegging van de dwangsom.
Dit houdt in dat de verjaringstermijn tijdelijk wordt onderbroken (geschorst) in geval van faillissement, wanneer de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is, of als er sprake is van enig ander wettelijk obstakel (beletsel) dat de daadwerkelijke uitvoering (tenuitvoerlegging) van de dwangsom verhindert.
3. De verjaring wordt ook geschorst zolang degene die de veroordeling verkreeg met het verbeuren van de dwangsom redelijkerwijze niet bekend kon zijn.
Dit betekent eveneens dat de verjaringstermijn wordt opgeschort (geschorst) voor de duur dat de persoon die de gerechtelijke uitspraak (veroordeling) heeft verkregen, waarmee de dwangsom verschuldigd werd (verbeuren van de dwangsom), redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn van het feit dat de dwangsom verbeurd was.