Artikel 611g (Verjaring en schorsing dwangsom)
1. Een dwangsom verjaart door verloop van zes maanden na de dag waarop zij verbeurd is.
2. De verjaring wordt geschorst door faillissement, toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen en ieder ander wettelijk beletsel voor tenuitvoerlegging van de dwangsom.
3. De verjaring wordt ook geschorst zolang degene die de veroordeling verkreeg met het verbeuren van de dwangsom redelijkerwijze niet bekend kon zijn.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een dwangsom verjaart door verloop van zes maanden na de dag waarop zij verbeurd is.
Dit betekent dat een dwangsom niet langer kan worden opgeëist na het verstrijken van een periode van zes maanden, gerekend vanaf de dag waarop de dwangsom verschuldigd is geworden (verbeurd is).
2. De verjaring wordt geschorst door faillissement, toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen en ieder ander wettelijk beletsel voor tenuitvoerlegging van de dwangsom.
Dit houdt in dat de verjaringstermijn tijdelijk wordt onderbroken (geschorst) in geval van faillissement, wanneer de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is, of als er sprake is van enig ander wettelijk obstakel (beletsel) dat de daadwerkelijke uitvoering (tenuitvoerlegging) van de dwangsom verhindert.
3. De verjaring wordt ook geschorst zolang degene die de veroordeling verkreeg met het verbeuren van de dwangsom redelijkerwijze niet bekend kon zijn.
Dit betekent eveneens dat de verjaringstermijn wordt opgeschort (geschorst) voor de duur dat de persoon die de gerechtelijke uitspraak (veroordeling) heeft verkregen, waarmee de dwangsom verschuldigd werd (verbeuren van de dwangsom), redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn van het feit dat de dwangsom verbeurd was.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:PHR:2024:1005 - Parket bij de Hoge Raad - 3 oktober 2024
ECLI:NL:HR:2012:BW1260 - Verjaring van dwangsommen: eigen regime van art. 611g Rv geldt - 28 juni 2012
De korte verjaringstermijn voor een verbeurde dwangsom van zes maanden (art. 611g lid 1 Rv) is een zelfstandige regeling. Deze wordt niet opgeschort door het instellen van een rechtsmiddel tegen de veroordeling, in tegenstelling tot de algemene regeling voor tenuitvoerlegging in art. 3:324 lid 2 BW.
ECLI:NL:HR:2012:BW1259 - Hoge Raad - 28 juni 2012
ECLI:NL:PHR:2024:1004 - Parket bij de Hoge Raad - 3 oktober 2024
ECLI:NL:HR:2024:1904 - Executiegeschil stuit verjaring van dwangsom niet - 19 december 2024
De verjaringstermijn van zes maanden voor dwangsommen (art. 611g Rv) wordt niet gestuit door een door de dwangsomschuldenaar gestart executiegeschil. Een uitspraak in zo'n geschil is geen titel voor de dwangsomschuldeiser waarvoor de executieverjaringstermijn van twintig jaar (art. 3:324 BW) geldt.
ECLI:NL:HR:2009:BH1544 - Hoge Raad - 26 maart 2009
ECLI:NL:HR:2010:BL3866 - Stuiting verjaring dwangsom: Onderhandelingen alleen zijn niet voldoende - 8 april 2010
Het voeren van onderhandelingen stuit de verjaring van een dwangsom niet automatisch. Voor stuiting is een expliciete schriftelijke aanmaning of mededeling vereist conform artikel 3:317 BW. Een beroep op redelijkheid en billijkheid slaagt in dit kader slechts in uitzonderlijke, concreet onderbouwde omstandigheden.