Artikel 477 (Verplichtingen derde-beslagene na verklaring beslag)
1. De derde-beslagene die overeenkomstig het vorige artikel verklaring heeft gedaan, is verplicht de volgens deze verklaring verschuldigde geldsommen aan de deurwaarder te voldoen en de verschuldigde goederen of af te geven zaken te zijner beschikking te stellen.
2. Verschuldigde geldsommen worden uitbetaald tot het bedrag waarvoor het beslag is gelegd, verminderd met de kosten van de in artikel 476b, tweede lid, bedoelde afschriften en vermeerderd met de door de deurwaarder aan de derde-beslagene op te geven kosten van executie, die door de deurwaarder uit het betaalde worden voldaan. Verschuldigde goederen of af te geven zaken mogen onder de derde worden gelaten, totdat zij voor de verdere afwikkeling van de executie nodig blijken.
3. Is een door het beslag getroffen vordering of een verplichting tot afgifte van een door het beslag getroffen zaak er een onder tijdsbepaling of voorwaarde, dan kan slechts betaling of afgifte na het verschijnen van het aangewezen tijdstip of de vervulling van de voorwaarde worden gevorderd.
4. De beslaglegger is bevoegd tot opzegging, wanneer de vordering niet opeisbaar is, maar door opzegging opeisbaar gemaakt kan worden. Hij is jegens de geëxecuteerde gehouden niet onnodig van deze bevoegdheid gebruik te maken.
5. Hetgeen in handen van de deurwaarder is gesteld, wordt verder geëxecuteerd overeenkomstig de gewone regels, die voor de executie daarvan gelden.
Uitleg in duidelijke taal
1. De derde-beslagene die overeenkomstig het vorige artikel verklaring heeft gedaan, is verplicht de volgens deze verklaring verschuldigde geldsommen aan de deurwaarder te voldoen en de verschuldigde goederen of af te geven zaken te zijner beschikking te stellen.
Dit betekent dat de derde-partij (de derde-beslagene) die, zoals beschreven in het voorgaande artikel (artikel 476 Rv), een verklaring heeft afgelegd over wat hij aan de schuldenaar verschuldigd is, verplicht is om de geldbedragen die hij volgens die verklaring moet betalen, daadwerkelijk aan de deurwaarder te betalen. Ook moet hij de goederen of zaken die hij volgens de verklaring moet afgeven, beschikbaar stellen aan de deurwaarder.
2. Verschuldigde geldsommen worden uitbetaald tot het bedrag waarvoor het beslag is gelegd, verminderd met de kosten van de in artikel 476b, tweede lid, bedoelde afschriften en vermeerderd met de door de deurwaarder aan de derde-beslagene op te geven kosten van executie, die door de deurwaarder uit het betaalde worden voldaan. Verschuldigde goederen of af te geven zaken mogen onder de derde worden gelaten, totdat zij voor de verdere afwikkeling van de executie nodig blijken.
Dit lid specificeert dat de verschuldigde geldsommen worden betaald tot maximaal het bedrag waarvoor het beslag is gelegd. Dit bedrag wordt eerst verminderd met de kosten voor de afschriften zoals genoemd in artikel 476b, tweede lid. Vervolgens wordt het vermeerderd met de executiekosten die de deurwaarder aan de derde-beslagene opgeeft; deze executiekosten worden door de deurwaarder betaald uit het ontvangen bedrag. Goederen of zaken die moeten worden afgegeven, mogen bij de derde-beslagene blijven totdat ze daadwerkelijk nodig zijn voor de verdere stappen in de tenuitvoerlegging (executie).
3. Is een door het beslag getroffen vordering of een verplichting tot afgifte van een door het beslag getroffen zaak er een onder tijdsbepaling of voorwaarde, dan kan slechts betaling of afgifte na het verschijnen van het aangewezen tijdstip of de vervulling van de voorwaarde worden gevorderd.
Dit betekent dat als de vordering waarop beslag is gelegd, of de verplichting om een zaak af te geven waarop beslag is gelegd, afhankelijk is van een bepaalde toekomstige datum (tijdsbepaling) of van het intreden van een bepaalde gebeurtenis (voorwaarde), dan kan de betaling of afgifte pas worden geëist nadat die datum is aangebroken of nadat aan die voorwaarde is voldaan.
4. De beslaglegger is bevoegd tot opzegging, wanneer de vordering niet opeisbaar is, maar door opzegging opeisbaar gemaakt kan worden. Hij is jegens de geëxecuteerde gehouden niet onnodig van deze bevoegdheid gebruik te maken.
Dit lid stelt dat de partij die beslag heeft gelegd (de beslaglegger) het recht heeft om een vordering op te zeggen als deze vordering nog niet direct betaald hoeft te worden (niet opeisbaar is), maar wel opeisbaar kan worden gemaakt door opzegging. De beslaglegger moet er echter voor zorgen dat hij tegenover de schuldenaar (de geëxecuteerde) niet zonder goede reden (onnodig) gebruikmaakt van dit recht tot opzegging.
5. Hetgeen in handen van de deurwaarder is gesteld, wordt verder geëxecuteerd overeenkomstig de gewone regels, die voor de executie daarvan gelden.
Dit betekent dat alles wat door de derde-beslagene aan de deurwaarder is betaald of afgegeven, verder zal worden afgehandeld (geëxecuteerd) volgens de standaardprocedures en regels die van toepassing zijn op de tenuitvoerlegging van dergelijke goederen of gelden.