Artikel 200 (Rechtsmiddelen voorlopige bewijsverrichtingen)
1. Tegen de beslissing op het verzoek om inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde gegevens kan hoger beroep worden ingesteld binnen vier weken te rekenen van de dag van de uitspraak.
2. Tegen de beslissing op het verzoek om een of meer andere voorlopige bewijsverrichtingen staat geen hogere voorziening open, tenzij de rechter anders bepaalt. De termijn voor het instellen van de hogere voorziening bedraagt in dat geval vier weken.
Uitleg in duidelijke taal
1. Tegen de beslissing op het verzoek om inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde gegevens kan hoger beroep worden ingesteld binnen vier weken te rekenen van de dag van de uitspraak.
Dit betekent dat als er een beslissing is genomen over een verzoek om inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde gegevens, men hiertegen hoger beroep kan instellen. Dit hoger beroep moet worden ingesteld binnen vier weken, te rekenen van de dag van de uitspraak (de dag waarop de rechter de beslissing heeft bekendgemaakt).
2. Tegen de beslissing op het verzoek om een of meer andere voorlopige bewijsverrichtingen staat geen hogere voorziening open, tenzij de rechter anders bepaalt. De termijn voor het instellen van de hogere voorziening bedraagt in dat geval vier weken.
Dit betekent dat tegen een beslissing op een verzoek om een of meer andere voorlopige bewijsverrichtingen (dan die genoemd in lid 1), in principe geen hogere voorziening openstaat. Een uitzondering hierop is wanneer de rechter anders bepaalt. Als de rechter toestaat dat er wel een hogere voorziening wordt ingesteld, dan bedraagt de termijn voor het instellen van de hogere voorziening in dat geval vier weken.