Artikel 199 (Mondelinge behandeling voorlopige bewijsverrichtingen)
1. Tijdens de mondelinge behandeling stelt de rechter de verzoeker in de gelegenheid zijn verzoek toe te lichten en de wederpartij om daarop te reageren. De rechter kan partijen daarbij verzoeken hem inlichtingen te geven, aanwijzingen geven die hij geraden acht of een schikking beproeven.
2. Na afloop van een of meer voorlopige bewijsverrichtingen kan de rechter op verzoek van partijen of van een van hen of ambtshalve een nieuwe mondelinge behandeling bevelen om een schikking te beproeven of tot het geven van inlichtingen aan de rechter. Daarbij kan de rechter ook met partijen de verdere wijze van behandeling van geschillen over de vordering bespreken.
3. Als een partij dat verlangt, worden de afspraken die op de mondelinge behandeling tussen partijen worden gemaakt in een proces-verbaal vastgelegd. Het proces-verbaal wordt door de rechter en partijen of hun tot dat doel bijzonderlijk gevolmachtigden ondertekend. Een beroep in rechte op deze afspraken kan niet worden gedaan, voor zover zij in strijd komen met een dwingende wetsbepaling, met fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging of als een beroep daarop in verband met onvoorziene omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gedaan.
Uitleg in duidelijke taal
1. Tijdens de mondelinge behandeling stelt de rechter de verzoeker in de gelegenheid zijn verzoek toe te lichten en de wederpartij om daarop te reageren. De rechter kan partijen daarbij verzoeken hem inlichtingen te geven, aanwijzingen geven die hij geraden acht of een schikking beproeven.
Dit lid beschrijft dat de rechter gedurende de mondelinge behandeling de partij die het verzoek heeft ingediend (de verzoeker) de kans geeft om dit verzoek nader uit te leggen, en de andere partij (de wederpartij) de gelegenheid geeft om hierop een reactie te geven. De rechter kan de partijen hierbij verzoeken hem informatie (inlichtingen) te verschaffen, aanwijzingen te geven die hij passend (geraden) acht, of proberen een onderlinge overeenkomst (schikking) tussen hen te bewerkstelligen.
2. Na afloop van een of meer voorlopige bewijsverrichtingen kan de rechter op verzoek van partijen of van een van hen of ambtshalve een nieuwe mondelinge behandeling bevelen om een schikking te beproeven of tot het geven van inlichtingen aan de rechter. Daarbij kan de rechter ook met partijen de verdere wijze van behandeling van geschillen over de vordering bespreken.
Dit lid bepaalt dat nadat een of meerdere voorlopige bewijsverrichtingen hebben plaatsgevonden, de rechter een nieuwe mondelinge behandeling kan gelasten. Dit kan gebeuren op verzoek van beide partijen, op verzoek van één van hen, of op eigen initiatief van de rechter (ambtshalve). Het doel van deze nieuwe mondelinge behandeling is om te proberen een schikking te bereiken of om de rechter van nadere inlichtingen te voorzien. Tijdens deze behandeling kan de rechter tevens met de partijen overleggen over de verdere aanpak (wijze van behandeling) van de geschillen die betrekking hebben op de vordering.
3. Als een partij dat verlangt, worden de afspraken die op de mondelinge behandeling tussen partijen worden gemaakt in een proces-verbaal vastgelegd. Het proces-verbaal wordt door de rechter en partijen of hun tot dat doel bijzonderlijk gevolmachtigden ondertekend. Een beroep in rechte op deze afspraken kan niet worden gedaan, voor zover zij in strijd komen met een dwingende wetsbepaling, met fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging of als een beroep daarop in verband met onvoorziene omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gedaan.
Dit lid stelt dat indien een van de partijen dit wenst, de overeenkomsten die tijdens de mondelinge behandeling tussen de partijen worden gesloten, schriftelijk worden vastgelegd in een officieel verslag (proces-verbaal). Dit proces-verbaal moet worden ondertekend door de rechter en door de partijen zelf, of door personen die speciaal daartoe door hen zijn gemachtigd (bijzonderlijk gevolmachtigden). Op deze afspraken kan men zich in een juridische procedure (in rechte) niet beroepen, voor zover deze afspraken in strijd zijn met een dwingende wetsbepaling (een wettelijke regel waarvan niet mag worden afgeweken), met fundamentele principes van een eerlijk proces (behoorlijke rechtspleging), of als een beroep hierop vanwege onvoorziene omstandigheden redelijkerwijs niet gerechtvaardigd is.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2018:7 - Onteigening Hedwigepolder: Zelfrealisatie versus Noodzaak van Volle Eigendom
Bij grootschalige infrastructurele werken die de openbare veiligheid en internationale verplichtingen betreffen, kan de Staat een beroep op zelfrealisatie passeren. De Kroon mag in redelijkheid oordelen dat volledige eigendom noodzakelijk is om de integrale aanleg en het beheer te waarborgen.