Artikel 189 (Rechterlijke bepalingen deskundigenonderzoek en verslaglegging)
1. Als de deskundigen een onderzoek moeten verrichten, bepaalt de rechter bij hun benoeming of op een later tijdstip waar en wanneer zij tot het onderzoek zullen overgaan.
2. Bij de in het eerste lid bedoelde beslissing bepaalt de rechter de termijn waarbinnen de deskundigen hun schriftelijke bericht ter griffie moeten inleveren of de zitting waarop zij mondeling verslag moeten uitbrengen. In het eerste geval wordt ook de dag bepaald waarop de zaak weer op de rol zal komen. In het tweede geval wordt deze dag bepaald op de zitting waarop het verslag is uitgebracht.
3. Wanneer op die dag het bericht van deskundigen nog niet is ontvangen, kan de rechter op verzoek van partijen of van een van hen een nadere roldatum bepalen. Ook kan de rechter een nadere zitting bepalen, wanneer op de daarvoor vastgestelde zitting het mondelinge verslag niet wordt uitgebracht.
Uitleg in duidelijke taal
1. Als de deskundigen een onderzoek moeten verrichten, bepaalt de rechter bij hun benoeming of op een later tijdstip waar en wanneer zij tot het onderzoek zullen overgaan.
Dit lid betekent dat indien deskundigen een onderzoek dienen uit te voeren, de rechter op het moment van hun aanstelling (benoeming) of op een later moment vaststelt op welke locatie en op welk tijdstip zij met dit onderzoek zullen beginnen (tot het onderzoek zullen overgaan).
2. Bij de in het eerste lid bedoelde beslissing bepaalt de rechter de termijn waarbinnen de deskundigen hun schriftelijke bericht ter griffie moeten inleveren of de zitting waarop zij mondeling verslag moeten uitbrengen. In het eerste geval wordt ook de dag bepaald waarop de zaak weer op de rol zal komen. In het tweede geval wordt deze dag bepaald op de zitting waarop het verslag is uitgebracht.
Dit lid specificeert dat de rechter, bij de beslissing zoals genoemd in het eerste lid, een termijn vaststelt. Binnen deze termijn moeten de deskundigen óf hun schriftelijke rapport (bericht) indienen bij de administratie van de rechtbank (griffie), óf zij moeten op een zitting mondeling hun bevindingen presenteren (verslag uitbrengen). Als er een schriftelijk bericht wordt ingediend, wordt ook de datum vastgesteld waarop de zaak opnieuw op de lijst van te behandelen zaken (rol) zal verschijnen. Als er een mondeling verslag wordt uitgebracht, wordt deze datum vastgesteld tijdens de zitting waarop het verslag is gepresenteerd.
3. Wanneer op die dag het bericht van deskundigen nog niet is ontvangen, kan de rechter op verzoek van partijen of van een van hen een nadere roldatum bepalen. Ook kan de rechter een nadere zitting bepalen, wanneer op de daarvoor vastgestelde zitting het mondelinge verslag niet wordt uitgebracht.
Dit lid stelt dat als op de vastgestelde dag het rapport (bericht) van de deskundigen nog niet is binnengekomen, de rechter, op verzoek van de betrokken partijen of één van hen, een nieuwe datum kan vaststellen waarop de zaak weer op de rol komt (nadere roldatum). Evenzo kan de rechter een nieuwe zittingsdatum (nadere zitting) bepalen als op de oorspronkelijk geplande zitting het mondelinge verslag niet wordt gegeven.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2018:1433 - Voorlopig Getuigenverhoor: Eisen, Concretisering en Samenloop met een Strafzaak
De Hoge Raad verduidelijkt de eisen voor een voorlopig getuigenverhoor. Een verzoek hoeft niet exact te specificeren welke getuige wat zal verklaren. Mogelijke overlap met een strafzaak is op zichzelf geen afwijzingsgrond, tenzij dit leidt tot een daadwerkelijke verstoring van het strafonderzoek.
ECLI:NL:HR:2011:BU3922
ECLI:NL:HR:2003:AF8273
ECLI:NL:HR:2023:255 - Wet Bibob: Geen Verschoningsrecht, Wel Direct Hoger Beroep Mogelijk
Een beslissing die een beroep op een verschoningsrecht in een voorlopig getuigenverhoor honoreert, is direct appellabel. De geheimhoudingsplicht in de Wet Bibob (art. 28) creëert geen verschoningsrecht, omdat de wetgever geen expliciete afweging ten gunste van verschoning boven waarheidsvinding heeft gemaakt.
ECLI:NL:HR:2016:344
ECLI:NL:HR:2022:721 - Verschoningsrecht Belastingdienst: AWR-geheimhouding absoluut, geen verschoningsrecht uit Wjsg
De geheimhoudingsplicht uit de AWR (art. 67) geeft een belastingambtenaar een absoluut verschoningsrecht, ook over valse informatie. De geheimhoudingsplicht uit de Wjsg (art. 52) levert daarentegen géén verschoningsrecht op, omdat de wetgever niet onmiskenbaar de belangenafweging heeft gemaakt.
ECLI:NL:HR:2022:722 - Geen verschoningsrecht voor officier van justitie op basis van Wet politiegegevens
Een officier van justitie kan in een civiele getuigenverklaring geen verschoningsrecht ontlenen aan de geheimhoudingsplicht van art. 7 Wet politiegegevens (Wpg). Uit de wet blijkt onvoldoende dat de wetgever de afweging heeft gemaakt die hiervoor vereist is.