Artikel 186 (Bevelen en benoemen van deskundigen)
1. De rechter kan op verzoek van een partij of ambtshalve een bericht of een verhoor van deskundigen bevelen. Het vonnis vermeldt de punten waarover het oordeel van deskundigen wordt gevraagd.
2. De rechter benoemt bij vonnis of bij latere rolbeschikking een of meer deskundigen na overleg met partijen, met opdracht bij hem schriftelijk bericht in te leveren of aan hem mondeling verslag uit te brengen. Tegen deze benoeming staat geen hogere voorziening open.
3. De griffier zendt afschrift van deze benoeming aan de deskundigen.
4. Als een deskundige de benoeming niet aanneemt of zijn taak niet naar behoren zal kunnen volbrengen of weigerachtig is dit te doen, kan de rechter ambtshalve of op verzoek van een of beide partijen, na overleg met partijen, een andere deskundige in zijn plaats benoemen.
5. De rechter kan, op verzoek van een partij of ambtshalve, aan de deskundigen het geven van een nadere mondelinge of schriftelijke toelichting of aanvulling bevelen. Pas nadat de deskundigen hiertoe in de gelegenheid zijn gesteld, kan de rechter, na overleg met partijen, een of meer andere deskundigen benoemen, tenzij de rechter een nadere toelichting of aanvulling niet zinvol acht.
Uitleg in duidelijke taal
1. De rechter kan op verzoek van een partij of ambtshalve een bericht of een verhoor van deskundigen bevelen. Het vonnis vermeldt de punten waarover het oordeel van deskundigen wordt gevraagd.
Dit betekent dat de rechter de bevoegdheid heeft om, hetzij op verzoek van een van de betrokken partijen, hetzij uit eigen beweging (ambtshalve), opdracht te geven tot een schriftelijk bericht of een mondeling verhoor van deskundigen. In het vonnis waarin dit bevel wordt gegeven, moeten de specifieke vragen of onderwerpen worden opgenomen waarover het oordeel van de deskundigen wordt verlangd.
2. De rechter benoemt bij vonnis of bij latere rolbeschikking een of meer deskundigen na overleg met partijen, met opdracht bij hem schriftelijk bericht in te leveren of aan hem mondeling verslag uit te brengen. Tegen deze benoeming staat geen hogere voorziening open.
Dit houdt in dat de rechter een of meerdere deskundigen aanwijst. Dit gebeurt in een vonnis of via een latere beslissing die op de rol (procesadministratie) wordt genoteerd (rolbeschikking), en altijd nadat hierover overleg heeft plaatsgevonden met de betrokken partijen. Deze deskundigen krijgen de opdracht om schriftelijk bericht aan de rechter in te leveren of mondeling verslag aan hem uit te brengen. Het is niet mogelijk om tegen de beslissing tot benoeming van deze deskundigen in hoger beroep of cassatie te gaan (geen hogere voorziening).
3. De griffier zendt afschrift van deze benoeming aan de deskundigen.
Dit betekent dat de griffier (de administratief medewerker van de rechtbank) een kopie (afschrift) van de beslissing tot benoeming naar de aangewezen deskundigen stuurt.
4. Als een deskundige de benoeming niet aanneemt of zijn taak niet naar behoren zal kunnen volbrengen of weigerachtig is dit te doen, kan de rechter ambtshalve of op verzoek van een of beide partijen, na overleg met partijen, een andere deskundige in zijn plaats benoemen.
Dit betekent dat indien een benoemde deskundige de aanwijzing niet accepteert, of niet in staat zal zijn om zijn taak naar behoren uit te voeren, of weigert om zijn taak uit te voeren, de rechter een andere deskundige in diens plaats kan aanstellen. Dit kan de rechter uit eigen beweging (ambtshalve) doen of op verzoek van een van de partijen of beide partijen. Voordat een nieuwe deskundige wordt benoemd, moet de rechter hierover overleggen met de partijen.
5. De rechter kan, op verzoek van een partij of ambtshalve, aan de deskundigen het geven van een nadere mondelinge of schriftelijke toelichting of aanvulling bevelen. Pas nadat de deskundigen hiertoe in de gelegenheid zijn gesteld, kan de rechter, na overleg met partijen, een of meer andere deskundigen benoemen, tenzij de rechter een nadere toelichting of aanvulling niet zinvol acht.
Dit houdt in dat de rechter, hetzij op verzoek van een partij, hetzij uit eigen beweging (ambtshalve), de deskundigen opdracht kan geven om een verdere mondelinge of schriftelijke toelichting of aanvulling op hun eerdere bericht of verslag te geven. De rechter kan pas, na overleg met de partijen, een of meer andere deskundigen benoemen nadat de oorspronkelijke deskundigen de kans hebben gehad om zo'n nadere toelichting of aanvulling te geven. Een uitzondering hierop is als de rechter van oordeel is dat een nadere toelichting of aanvulling geen nut heeft (niet zinvol acht).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2018:1433 - Voorlopig Getuigenverhoor: Eisen, Concretisering en Samenloop met een Strafzaak
De Hoge Raad verduidelijkt de eisen voor een voorlopig getuigenverhoor. Een verzoek hoeft niet exact te specificeren welke getuige wat zal verklaren. Mogelijke overlap met een strafzaak is op zichzelf geen afwijzingsgrond, tenzij dit leidt tot een daadwerkelijke verstoring van het strafonderzoek.
ECLI:NL:HR:2005:AR6809
ECLI:NL:HR:2022:1112 - Hoge Raad: Ruime Toetsingsmaatstaf voor Voorlopig Getuigenverhoor
Een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor mag niet worden afgewezen omdat de gestelde feiten de vordering nog niet bewijzen. Het verhoor dient juist om opheldering te verkrijgen over de feiten, zodat de verzoeker zijn rechtspositie beter kan beoordelen, ook wat betreft de gebondenheid van de wederpartij.
ECLI:NL:HR:2018:1985 - Hoge Raad: Exhibitievordering via verzoekschrift toegestaan, interne beraadslagingen niet zonder meer geheim
De Hoge Raad oordeelt dat een vordering tot inzage op grond van art. 843a Rv ook via een verzoekschrift kan worden ingediend. Een beroep op vertrouwelijkheid van interne beraadslagingen als 'gewichtige reden' vereist specifieke onderbouwing en is niet zonder meer succesvol.
ECLI:NL:HR:2011:BU3922
ECLI:NL:HR:2008:BF3938
ECLI:NL:HR:2018:727 - Voorlopig getuigenverhoor afgewezen wegens gebrek aan belang na eerdere procedure
Een verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor wordt afgewezen wegens onvoldoende belang, indien de beoogde vordering (herroeping of schadevergoeding) geen kans van slagen heeft omdat de feiten al in een eerdere, onherroepelijk beslechte procedure bekend waren of redelijkerwijs bekend hadden kunnen zijn.
ECLI:NL:HR:2006:AX8295
ECLI:NL:HR:2023:255 - Wet Bibob: Geen Verschoningsrecht, Wel Direct Hoger Beroep Mogelijk
Een beslissing die een beroep op een verschoningsrecht in een voorlopig getuigenverhoor honoreert, is direct appellabel. De geheimhoudingsplicht in de Wet Bibob (art. 28) creëert geen verschoningsrecht, omdat de wetgever geen expliciete afweging ten gunste van verschoning boven waarheidsvinding heeft gemaakt.