Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad
Tweede titel. De dagvaardingsprocedure in eerste aanleg
Negende afdeling. Bewijs
§ 4. Getuigen
Artikel 179

Artikel 179 (Getuigenverhoor: horen, ondervragen, rechterlijke gevolgtrekking)

Laatste versie

1. De rechter hoort ieder van de getuigen buiten tegenwoordigheid van de mede ter zitting verschenen getuigen die nog niet zijn gehoord, voor zover deze laatste getuigen niet tevens partij zijn.

2. Partijen en hun raadslieden kunnen aan de getuigen vragen stellen, behoudens de bevoegdheid van de rechter om te beletten dat aan een bepaalde vraag gevolg wordt gegeven. De rechter kan ambtshalve of op verzoek van een partij getuigen tegenover elkaar of tegenover partijen of een van hen stellen.

3. De rechter kan naar aanleiding van de getuigenverklaringen aan partijen vragen stellen. Ook partijen kunnen elkaar zelf of bij monde van hun raadslieden vragen stellen, behoudens de bevoegdheid van de rechter om te beletten dat aan een bepaalde vraag gevolg wordt gegeven.

4. De rechter kan uit de op de voet van het derde lid afgelegde verklaringen, uit het niet-verschijnen ter zitting of uit een weigering om te antwoorden of het proces-verbaal te ondertekenen, de gevolgtrekking maken die hij geraden acht, behoudens hetgeen in artikel 154 is bepaald.

Uitleg in duidelijke taal

1. De rechter hoort ieder van de getuigen buiten tegenwoordigheid van de mede ter zitting verschenen getuigen die nog niet zijn gehoord, voor zover deze laatste getuigen niet tevens partij zijn.

Dit lid betekent letterlijk dat de rechter iedere getuige verhoort zonder dat andere getuigen, die ook op de zitting aanwezig zijn maar nog niet zijn gehoord, daarbij zijn. Een uitzondering geldt als deze nog niet gehoorde getuigen tevens partij zijn in de zaak.

2. Partijen en hun raadslieden kunnen aan de getuigen vragen stellen, behoudens de bevoegdheid van de rechter om te beletten dat aan een bepaalde vraag gevolg wordt gegeven. De rechter kan ambtshalve of op verzoek van een partij getuigen tegenover elkaar of tegenover partijen of een van hen stellen.

Dit lid betekent letterlijk dat partijen en hun advocaten (raadslieden) de mogelijkheid hebben om vragen te stellen aan de getuigen. De rechter heeft echter de bevoegdheid om te verhinderen dat een specifieke vraag wordt beantwoord (gevolg wordt gegeven). De rechter kan ook, op eigen initiatief (ambtshalve) of op verzoek van een partij, getuigen met elkaar confronteren, of getuigen confronteren met partijen of één van hen.

3. De rechter kan naar aanleiding van de getuigenverklaringen aan partijen vragen stellen. Ook partijen kunnen elkaar zelf of bij monde van hun raadslieden vragen stellen, behoudens de bevoegdheid van de rechter om te beletten dat aan een bepaalde vraag gevolg wordt gegeven.

Dit lid betekent letterlijk dat de rechter, als reactie op de verklaringen van de getuigen, vragen mag stellen aan de partijen. Partijen mogen ook zelf, of via hun advocaten (bij monde van hun raadslieden), vragen aan elkaar stellen. De rechter behoudt hierbij de bevoegdheid om te voorkomen dat een bepaalde vraag wordt beantwoord (gevolg wordt gegeven).

4. De rechter kan uit de op de voet van het derde lid afgelegde verklaringen, uit het niet-verschijnen ter zitting of uit een weigering om te antwoorden of het proces-verbaal te ondertekenen, de gevolgtrekking maken die hij geraden acht, behoudens hetgeen in artikel 154 is bepaald.

Dit lid betekent letterlijk dat de rechter, op basis van verklaringen die zijn afgelegd zoals beschreven in het derde lid, of op basis van het niet op de zitting verschijnen, of een weigering om te antwoorden of het proces-verbaal te ondertekenen, de conclusie (gevolgtrekking) mag formuleren die hij passend (geraden acht) vindt. Dit geldt, met uitzondering van (behoudens) de bepalingen in artikel 154.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad121x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:1433 - Voorlopig Getuigenverhoor: Eisen, Concretisering en Samenloop met een Strafzaak

ECLI:NL:HR:2018:14337 september 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad verduidelijkt de eisen voor een voorlopig getuigenverhoor. Een verzoek hoeft niet exact te specificeren welke getuige wat zal verklaren. Mogelijke overlap met een strafzaak is op zichzelf geen afwijzingsgrond, tenzij dit leidt tot een daadwerkelijke verstoring van het strafonderzoek.

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad70x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AU7933

ECLI:NL:HR:2006:AU793331 maart 2006Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Transport En Handelsrecht
BelastingrechtBtw
Hoge Raad38x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BG9470

ECLI:NL:HR:2009:BG947010 april 2009Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Personen En Familierecht
Hoge Raad21x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:BY7845

ECLI:NL:HR:2013:BY78451 maart 2013Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Verbintenissenrecht, Informatierecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad19x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2000:AA5404

ECLI:NL:HR:2000:AA54047 april 2000Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Verbintenissenrecht, Vastgoedrecht
Hoge Raad12x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2003:AF0201

ECLI:NL:HR:2003:AF020131 januari 2003Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:255 - Wet Bibob: Geen Verschoningsrecht, Wel Direct Hoger Beroep Mogelijk

ECLI:NL:HR:2023:25517 februari 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een beslissing die een beroep op een verschoningsrecht in een voorlopig getuigenverhoor honoreert, is direct appellabel. De geheimhoudingsplicht in de Wet Bibob (art. 28) creëert geen verschoningsrecht, omdat de wetgever geen expliciete afweging ten gunste van verschoning boven waarheidsvinding heeft gemaakt.

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht
Bestuursrecht
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2003:AE9384

ECLI:NL:HR:2003:AE938424 januari 2003Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:721 - Verschoningsrecht Belastingdienst: AWR-geheimhouding absoluut, geen verschoningsrecht uit Wjsg

ECLI:NL:HR:2022:72120 mei 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De geheimhoudingsplicht uit de AWR (art. 67) geeft een belastingambtenaar een absoluut verschoningsrecht, ook over valse informatie. De geheimhoudingsplicht uit de Wjsg (art. 52) levert daarentegen géén verschoningsrecht op, omdat de wetgever niet onmiskenbaar de belangenafweging heeft gemaakt.

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht
BelastingrechtProcesrecht Belastingen
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:BZ3458

ECLI:NL:HR:2013:BZ34586 maart 2013Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak