Artikel 118 (Oproeping derden dagvaardingsprocedure termijnen betekening)
1. Oproepingen van derden als partij in het geding geschieden met inachtneming van de voor dagvaarding geldende termijnen. Indien de oproeping niet geschiedt bij hetzelfde exploot waarmee de gedaagde is gedagvaard, wordt het exploot, waarmee de gedaagde is gedagvaard, met de oproeping aan de derde betekend. Artikel 111, tweede lid, aanhef en onderdelen g, h, i, j en k, zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Artikel 128, tweede, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. Oproepingen van derden als partij in het geding geschieden met inachtneming van de voor dagvaarding geldende termijnen. Indien de oproeping niet geschiedt bij hetzelfde exploot waarmee de gedaagde is gedagvaard, wordt het exploot, waarmee de gedaagde is gedagvaard, met de oproeping aan de derde betekend. Artikel 111, tweede lid, aanhef en onderdelen g, h, i, j en k, zijn van overeenkomstige toepassing.
Dit lid bepaalt dat wanneer derden worden opgeroepen om als partij deel te nemen aan een juridische procedure (geding), dit moet gebeuren met inachtneming van de termijnen die gelden voor een dagvaarding. Als de oproeping van de derde niet plaatsvindt via hetzelfde officiële document (exploot) waarmee de gedaagde partij is gedagvaard, dan moet het exploot waarmee de gedaagde is gedagvaard, samen met de oproeping aan de derde, officieel aan de derde worden overhandigd (betekend). Verder zijn de bepalingen van artikel 111, tweede lid, specifiek de aanhef en de onderdelen g, h, i, j en k, op een vergelijkbare wijze (van overeenkomstige toepassing) van toepassing op deze oproeping.
2. Artikel 128, tweede, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit lid stelt dat artikel 128, specifiek het tweede, zesde en zevende lid, op een vergelijkbare wijze (van overeenkomstige toepassing) geldt in de context van de oproeping van derden.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2017:411 - Processueel ondeelbare rechtsverhouding: alle deelgenoten moeten in hoger beroep - 9 maart 2017
Bij een processueel ondeelbare rechtsverhouding, zoals een vordering tot verdeling van een nalatenschap, moeten alle deelgenoten in het geding worden betrokken, ook in hoger beroep. De rechter moet de appellant ambtshalve de gelegenheid bieden om niet-opgeroepen deelgenoten alsnog op te roepen via artikel 118 Rv.
ECLI:NL:HR:2014:736 - Opheffing erfdienstbaarheid: geen belangenafweging bij onteigening - 27 maart 2014
Bij de beoordeling van de opheffing van een erfdienstbaarheid op grond van artikel 5:79 BW, ook in het kader van een onteigening (art. 44 Ow), wordt uitsluitend gekeken naar het (redelijk) belang van de eigenaar van het heersende erf. De belangen van het dienende erf spelen geen rol.
ECLI:NL:HR:2013:BY7840 - Aansprakelijkheid van maten en de keuzemogelijkheden bij het dagvaarden - 14 maart 2013
Een schuldeiser van een maatschap kan kiezen: de gezamenlijke maten dagvaarden om verhaal te zoeken op het maatschapsvermogen, óf de individuele maten aanspreken voor hun persoonlijke aansprakelijkheid. Deze laatste optie staat los van de vraag wie ten tijde van de dagvaarding maat is.
ECLI:NL:HR:2017:939 - Verdeling van beneficiair aanvaarde nalatenschap vóór voltooide vereffening - 18 mei 2017
Een rechter kan een vordering tot verdeling van een beneficiair aanvaarde nalatenschap niet zomaar afwijzen als de vereffening onvoltooid is. De rechter moet met partijen onderzoeken of er manieren zijn om toch tot een (gedeeltelijke) verdeling te komen, met waarborgen voor de belangen van schuldeisers.
ECLI:NL:HR:2020:810 - Gezag van gewijsde en de niet-handelende echtgenoot bij effectenlease - 23 april 2020
Een vonnis over de vernietiging van een effectenleaseovereenkomst bindt een echtgenoot die geen partij was niet. Echter, een onherroepelijke uitspraak tussen de níet-handelende echtgenoot en de wederpartij over de vernietiging (art. 1:89 BW) heeft wél werking jegens de handelende echtgenoot.
ECLI:NL:RBROT:2024:9427 - Rechtbank Rotterdam - 10 september 2024
ECLI:NL:HR:2021:177 - Vernietiging meerpartijenovereenkomst: alle partijen moeten in het geding worden betrokken - 4 februari 2021
Een rechtsvordering tot vernietiging van een meerpartijenovereenkomst, zoals een koopovereenkomst, moet op grond van artikel 3:51 lid 2 BW tegen alle contractspartijen worden ingesteld. De rechter die vaststelt dat niet alle partijen zijn gedagvaard, moet ambtshalve gelegenheid bieden om de ontbrekende partij alsnog op te roepen.
ECLI:NL:RBMNE:2024:3218 - Rechtbank Midden-Nederland - 28 mei 2024
ECLI:NL:HR:2021:274 - Grensoverschrijdende mediation stuit verjaring en de rechterlijke plicht tot rechtsgrondaanvulling - 18 februari 2021
De aanvang van een grensoverschrijdende mediation stuit de verjaring van een rechtsvordering, net als een daad van rechtsvervolging. De rechter moet op grond van artikel 25 Rv ambtshalve de rechtsgronden aanvullen en deze regel toepassen als de feiten op een grensoverschrijdend geschil duiden.
ECLI:NL:HR:2015:183 - Onteigening: afwijzing tussenkomst en oproeping ex art. 118 Rv - 29 januari 2015
Een afwijzing van een vordering tot tussenkomst in een onteigeningsprocedure (art. 3 Ow) is een eindvonnis. De Hoge Raad kan bepalen dat de overige partijen in de hoofdzaak alsnog worden opgeroepen (art. 118 Rv) om een uniforme beslissing in de onteigeningszaak te waarborgen.