Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 5. Permanente eisen
Afdeling 2. Personenauto’s
§ 10. Lichten, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen
Artikel 5.2.59Artikel 5.2.59
Laatste versie
| Eisen | Wijze van Keuren | |
|---|---|---|
| 1. | De mistvoorlichten en de achteruitrijlichten mogen niet anders dan wit of geel stralen. | Leden 1 tot en met 7: visuele controle, waarbij de desbetreffende lichten worden ingeschakeld. |
| 2. | De parkeerlichten mogen naar voren niet anders dan wit, en naar achteren niet anders dan rood stralen, tenzij zij zijn ingebouwd in ambergeel stralende zijrichtingaanwijzers. | |
| 3. | De extra richtingaanwijzers, extra waarschuwingsknipperlichten en extra zijrichtingaanwijzers mogen naar voren niet anders dan wit of ambergeel, en naar achteren niet anders dan rood of ambergeel stralen. | |
| 4. | De zijmarkeringslichten mogen niet anders dan ambergeel stralen, met uitzondering van het achterste zijmarkeringslicht, dat ambergeel dan wel rood mag stralen. | |
| 5. | De markeringslichten en staaklichten mogen naar voren niet anders dan wit en naar achteren niet anders dan rood stralen. | |
| 6. | Het derde remlicht mag niet anders dan rood stralen. | |
| 7. | De dagrijlichten, bochtlichten, hoeklichten en manoeuvreerlichten mogen niet anders dan wit stralen. |
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
1 uitspraak gevonden