Artikel 2
1. Voor de toepassing van artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet voor enig jaar wordt ten aanzien van een zelfstandige die gedurende de basisreferteperiode en daarna zelfstandige is gebleven, in aanmerking genomen het gemiddelde van de definitief vastgestelde inkomens over de jaren van de basisreferteperiode. Een persoon die in alle jaren van de basisreferteperiode en in de jaren daarna winst uit onderneming heeft genoten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, of het tweede lid, wordt geacht zelfstandige te zijn gebleven.
2. In afwijking van het eerste lid wordt op aanvraag van de zelfstandige voor de toepassing van artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet het gemiddelde van zijn inkomens over twee jaren in de basisreferteperiode in aanmerking genomen. De aanvraag wordt slechts in behandeling genomen indien deze is gedaan binnen zes weken na dagtekening van de in artikel 3d, tweede lid, van de Ziekenfondswet bedoelde verklaring.
3. Indien over enig jaar het inkomen nog niet definitief is vastgesteld, wordt het voorlopig vastgestelde inkomen in aanmerking genomen.
4. Indien over enig jaar het inkomen nog niet voorlopig is vastgesteld, wordt het inkomen volgens de aangifte voor dat jaar in aanmerking genomen.
5. Indien over enig jaar nog geen aangifte is gedaan, wordt voor dat jaar het laatste door de belastingplichtige aan de Inspecteur opgegeven geschatte inkomen voor dat jaar in aanmerking genomen.
6. Indien over enig jaar door de belastingplichtige geen schatting van zijn inkomen aan de Inspecteur is opgegeven, wordt voor dat jaar het door de Inspecteur te schatten inkomen in aanmerking genomen.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2006]