Artikel 154n (Termijnen zekerheidstelling beroep bestuurlijke boete)
1. De behandeling van het beroep vindt plaats binnen zes weken nadat de indiener zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de sanctie, ter hoogte van het bedrag van de opgelegde bestuurlijke boete, dan wel nadat de termijn daarvoor is verstreken.
2. Indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de in het eerste lid bedoelde termijn zonodig met vier weken worden verlengd.
3. De zekerheid wordt door de indiener gesteld bij het bestuursorgaan dat de bestuurlijke boete heeft opgelegd, hetzij door middel van een aan betrokkene toegezonden acceptgiro, hetzij anderszins door storting op de rekening van de het bestuursorgaan. De griffie van de rechtbank wijst de indiener van het beroepschrift na de ontvangst ervan op de verplichting tot zekerheidsstelling en deelt hem mee dat de zekerheidsstelling dient te geschieden binnen twee weken na de dag van zijn mededeling. Indien de zekerheidsstelling niet binnen deze termijn is geschied, wordt het beroep door de kantonrechter niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4. De verplichting tot zekerheidsstelling vervalt nadat ten aanzien van de opgelegde bestuurlijke boete een onherroepelijke beslissing is genomen.
5. Indien de in het vierde lid bedoelde beslissing inhoudt dat de opgelegde bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk blijft gehandhaafd, wordt de verschuldigde bestuurlijke boete op de zekerheidsstelling verhaald.
Uitleg in duidelijke taal
1. De behandeling van het beroep vindt plaats binnen zes weken nadat de indiener zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de sanctie, ter hoogte van het bedrag van de opgelegde bestuurlijke boete, dan wel nadat de termijn daarvoor is verstreken.
Dit betekent dat de behandeling van het beroep moet plaatsvinden binnen een termijn van zes weken. Deze termijn begint te lopen nadat de persoon die het beroep heeft ingediend (de indiener) zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de sanctie. De hoogte van deze zekerheidstelling is gelijk aan het bedrag van de opgelegde bestuurlijke boete. De termijn van zes weken begint ook te lopen indien de gestelde termijn voor het stellen van zekerheid is verstreken zonder dat zekerheid is gesteld.
2. Indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de in het eerste lid bedoelde termijn zonodig met vier weken worden verlengd.
Dit betekent dat als het bestuursorgaan de indiener van het beroepschrift geheel of gedeeltelijk gelijk geeft (aan de indiener is tegemoet gekomen), de termijn van zes weken voor de behandeling van het beroep, zoals genoemd in het eerste lid, indien nodig (zonodig) met vier weken verlengd kan worden.
3. De zekerheid wordt door de indiener gesteld bij het bestuursorgaan dat de bestuurlijke boete heeft opgelegd, hetzij door middel van een aan betrokkene toegezonden acceptgiro, hetzij anderszins door storting op de rekening van de het bestuursorgaan. De griffie van de rechtbank wijst de indiener van het beroepschrift na de ontvangst ervan op de verplichting tot zekerheidsstelling en deelt hem mee dat de zekerheidsstelling dient te geschieden binnen twee weken na de dag van zijn mededeling. Indien de zekerheidsstelling niet binnen deze termijn is geschied, wordt het beroep door de kantonrechter niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Dit lid preciseert hoe de zekerheidstelling plaatsvindt. De indiener moet de zekerheid stellen bij het bestuursorgaan dat de bestuurlijke boete heeft opgelegd. Dit kan door middel van een acceptgiro die aan de betrokkene is toegezonden, of op een andere wijze door het bedrag te storten op de rekening van de het bestuursorgaan. Nadat de griffie van de rechtbank het beroepschrift heeft ontvangen, wijst de griffie de indiener op de verplichting tot zekerheidsstelling. De griffie deelt de indiener ook mee dat de zekerheidsstelling moet gebeuren binnen twee weken na de dag van deze mededeling. Als de zekerheidsstelling niet binnen deze termijn van twee weken plaatsvindt, zal de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Een uitzondering hierop is als redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de indiener nalatig is geweest (in verzuim is geweest) met het tijdig stellen van zekerheid.
4. De verplichting tot zekerheidsstelling vervalt nadat ten aanzien van de opgelegde bestuurlijke boete een onherroepelijke beslissing is genomen.
Dit betekent dat de plicht om zekerheid te stellen (de verplichting tot zekerheidsstelling) ophoudt te bestaan (vervalt) nadat er een definitieve beslissing is genomen over de opgelegde bestuurlijke boete, waartegen geen beroep meer mogelijk is (een onherroepelijke beslissing).
5. Indien de in het vierde lid bedoelde beslissing inhoudt dat de opgelegde bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk blijft gehandhaafd, wordt de verschuldigde bestuurlijke boete op de zekerheidsstelling verhaald.
Dit betekent dat als de onherroepelijke beslissing, zoals genoemd in het vierde lid, inhoudt dat de opgelegde bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk in stand blijft (gehandhaafd), het verschuldigde bedrag van de bestuurlijke boete zal worden betaald uit de gestelde zekerheid (op de zekerheidsstelling verhaald).